From Swedenborg's Works

 

Ware Christelijke Religie #0

Study this Passage

/ 853  
  

Ware Christelijke Religie

Bevattende de gehele theologie van de Nieuwe Kerk

Uit de Heer bij Daniël 7:13-14 en in de Apocalyps 21:1-2 voorzegd.

Door Emanuel Swedenborg, dienstknecht van de Heer Jezus Christus

Vera Christiana Religio, continens Universam Theologiam Novae Ecclesiae a Domino apud Daniël 7:13-14, et in Apocalyps 21:1-2, praedictae, Ab Emanuele Swedenborg, Domini Jesu Christi Servo, Amstelodami, MDCCLXXI.

Daniël 7:13-14

Ik was ziende in de gezichten van de nacht, en ziet, er was komende Een met de wolken der hemelen, als eens Mensenzoon; en Hem werd gegeven heerschappij en heerlijkheid en het koninkrijk; en alle volken en natiën en tongen zullen Hem vereren; Zijn heerschappij is de heerschappij der eeuw, die niet voorbij zal gaan, en Zijn koninkrijk een rijk dat niet zal vergaan.

Apocalyps 21:1-2, 5, 9-10

Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; en ik zag de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, neerdalend uit God vanuit de hemel, toebereid als een bruid die voor haar echtgenoot versierd is. En de engel sprak met mij en zei: Kom, ik zal u tonen de Bruid, de Echtgenote van het Lam; en hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg; en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalend vanuit de hemel uit God.

Die op de troon zat, zei: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw; en Hij zei tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waar en getrouw.

ALGEMENE INHOUDSOPGAVE

Ware Christelijke Religie

§. Voorwoord

1. Het geloof van de nieuwe hemel en van de nieuwe Kerk

Hoofdstuk 1.

4. God de Schepper

5. De eenheid van God

18. Het Goddelijk Zijn, dat Jehovah is

27. De oneindigheid of de onmetelijkheid en de eeuwigheid van God

36. Het Wezen van God, dat Goddelijke Liefde en Goddelijke Wijsheid is

49. De almacht, de alwetendheid en de alomtegenwoordigheid van God

75. De schepping van het heelal

Hoofdstuk 2.

81. De Heer de Verlosser

109. Toevoeging

114. De verlossing

Hoofdstuk 3.

138. De Heilige Geest en de Goddelijke werking

158. Toevoeging

163. De Goddelijke Drievuldigheid

Hoofdstuk 4.

189. De Heilige Schrift of het Woord is het Goddelijk Ware zelf.

193. Er is in het Woord een geestelijke zin, tot nu toe onbekend.

210. De letterlijke zin van het Woord is de basis, de samenhouder en bevatter van de geestelijke en hemelse zin ervan.

214. Het Goddelijk Ware in de zin van de letter van het Woord, is in zijn volheid, in zijn heiligheid en in zijn macht.

225. De leer van de Kerk moet vanuit de zin van de letter van het Woord worden geput en hierdoor bevestigd worden.

234. Door de zin van de letter van het Woord is er verbinding met de Heer en vergezelschapping met de engelen.

240. Het Woord is in alle hemelen en daaruit is de wijsheid van de engelen.

243. De Kerk is uit het Woord en zij is bij de mens van dien aard als zijn verstand van het Woord is.

248. Er is in de afzonderlijkheden van het Woord een huwelijk van de Heer met de Kerk en vandaar een huwelijk van het goede en het ware.

254. Uit de zin van de letter van het Woord kunnen ketterijen gehaald worden, maar het is schadelijk deze te bevestigen.

261. De Heer heeft in de wereld alle dingen van het Woord vervuld en is daardoor het Woord, dat wil zeggen, het Goddelijk ware, ook in laatsten geworden.

264. Er was vóór dit Woord, dat heden ten dage in de wereld is, een Woord dat verloren ging.

267. Er is door het Woord ook licht voor hen die buiten de Kerk zijn en het Woord niet hebben.

273. Indien het Woord er niet was, zou niemand iets weten van God, de hemel en de hel, en van het leven na de dood, en nog minder van de Heer.

Hoofdstuk 5.

282. De Tien Geboden uitgelegd naar hun uitwendige en innerlijke zin.

283. De Decaloog was de heiligheid zelf in de Israëlitische kerk.

287. De Decaloog bevat in de letterlijke zin de algemene voorschriften van de leer en van het leven; maar in de geestelijke en hemelse zin op alomvattende wijze alle voorschriften.

291. Eerste Gebod: Er zal geen andere God voor Mijn aangezichten zijn.

297. Tweede Gebod: Gij zult de Naam van Jehovah uw God niet ijdel gebruiken, want Jehovah zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdel gebruikt.

301. Derde Gebod: Gedenkt de Sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat voor Jehovah, uw God.

305. Vierde Gebod: Eert uw Vader en uw Moeder, opdat uw dagen verlengd worden, en opdat het u wel zij in het land dat de Here uw God u geven zal.

309. Vijfde Gebod: Gij zult niet doden.

313, Zesde Gebod: Gij zult niet echtbreken.

317. Zevende Gebod: Gij zult niet stelen.

321. Achtste Gebod: Gij zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste.

325. Negende en Tiende Gebod: Gij zult niet begeren uws naasten huis; Gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os en zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

329. De Tien Geboden bevatten alles wat tot de liefde tot God en alles wat tot de naastenliefde behoort.

332. Eerste gedenkwaardigheid

333. Tweede gedenkwaardigheid.

334. Derde gedenkwaardigheid.

335. Vierde gedenkwaardigheid.

Hoofdstuk 6.

336. Het Geloof

337. Het zaligmakende geloof is het geloof in de Heer God Zaligmaker Jezus Christus.

340. Het geloof bestaat in het kort hierin, dat wie wčl leeft en op de juiste wijze gelooft, uit de Heer wordt zalig gemaakt.

343. De mens neemt het geloof aan door tot de Heer te gaan, de waarheden uit het Woord te leren en overeenkomstig deze te leven.

349. De overvloed van de als in een bundel samenhangende waarheden verhoogt en vervolmaakt het geloof.

355. Het geloof zonder de naastenliefde is niet geloof en de naastenliefde zonder het geloof is niet naastenliefde, en geen van beide leeft tenzij uit de Heer.

362. De Heer, de naastenliefde en het geloof maken één, zoals leven, wil en verstand in de mens, en elk gaat, wanneer zij verdeeld worden, te gronde, zoals een tot stof vergane parel.

368. De Heer is de naastenliefde en het geloof in de mens, en de mens is de naastenliefde en het geloof in de Heer.

373. De naastenliefde en het geloof zijn tezamen in de goede werken.

378. Er is een echt geloof, een onecht geloof en een huichelachtig geloof.

382. Bij de bozen is er geen geloof.

385. Eerste gedenkwaardigheid

386. Tweede gedenkwaardigheid

387. Derde gedenkwaardigheid

388. Vierde gedenkwaardigheid

389. Vijfde gedenkwaardigheid

390. Zesde gedenkwaardigheid

391 Zevende gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 7.

392. De naastenliefde of de liefde jegens de naaste en de goede werken.

394. Er zijn drie universele liefden: de liefde tot de hemel, de liefde tot de wereld en de eigenliefde.

403. Deze drie liefden, wanneer die naar behoren aan elkaar zijn ondergeschikt, vervolmaken de mens, maar wanneer ze niet naar behoren aan elkaar ondergeschikt zijn, verdraaien ze de mens en keren hem om.

406. Elk mens afzonderlijk is de naaste die men moet liefhebben, maar overeenkomstig de hoedanigheid van zijn goede.

412. De mens in het meervoud, hetgeen een kleiner en groter gezelschap is, en de mens in de samenstelling van deze gezelschappen, welke het vaderland is, is de naaste die men moet liefhebben.

415. De Kerk is de naaste die men in een hogere graad moet liefhebben, en het Rijk van de Heer is de naaste die men in de hoogste graad moet liefhebben.

417. De naaste liefhebben is op zichzelf beschouwd, niet de persoon liefhebben, maar het goede dat in die persoon is.

420. Naastenliefde en goede werken zijn twee onderscheiden dingen, zoals wel willen en wel doen.

422. De naastenliefde zelf is: rechtvaardig en getrouw handelen in ambt, zaken en beroep waarin eenieder is, en met hen met wie hij in enige betrekking staat.

425. De weldaden van de naastenliefde bestaan daarin, de armen te geven en de behoeftigen te ondersteunen, maar met voorzichtigheid.

429. Er zijn plichten van de naastenliefde die bestaan uit, deels publieke, deels huiselijke en deels private plichten.

433. De ontspanningen van de naastenliefde zijn middag- en avondmalen en bijeenkomsten.

435. Het eerste van de naastenliefde is, de boosheden te verwijderen, en het tweede daarvan, de goedheden te doen welke de naaste tot nut strekken.

439. De mens stelt bij het uitoefening van de naastenliefde geen verdienste in de werken, wanneer hij gelooft dat al het goede uit de Heer is.

443. Het zedelijk leven is, wanneer het tevens geestelijk is, naastenliefde.

446. De vriendschap van de liefde, gesloten met een mens, onverschillig hoe hij naar de geest is, is na de dood nadelig.

450. Er bestaat onechte naastenliefde, huichelachtige naastenliefde en dode naastenliefde.

454. De vriendschap van de liefde tussen de bozen is een innerlijk verborgen haat tussen hen.

456. De verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste

459. Eerste gedenkwaardigheid.

460. Tweede gedenkwaardigheid

461. Derde gedenkwaardigheid

462. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 8.

463. De vrije keuze

466. In de tuin van Eden waren twee bomen gesteld: de ene die van het leven en de andere die van de kennis van goed en kwaad; dit betekent, dat de mens de vrije keuze in geestelijke dingen is gegeven.

470. De mens is niet het leven, maar een ontvangend vat van het leven uit God.

475. De mens wordt, zolang hij in de wereld leeft, in het midden tussen hemel en hel gehouden en daar is hij in geestelijk evenwicht, hetgeen de vrije keuze is.

479. Uit de toelating van het kwaad waarin de innerlijke mens van eenieder is, blijkt duidelijk dat de mens een vrije keuze heeft in geestelijke dingen.

483. Het Woord zou zonder de vrije keuze in geestelijke dingen niet van enig nut zijn en dus zou de Kerk ook niets zijn.

485. Zonder de vrije keuze in geestelijke dingen zou er niets van de mens zijn, waardoor hij zich van zijn kant met de Heer zou kunnen verbinden, en vandaar geen toerekening, maar alleen voorbeschikking, hetgeen verfoeilijk is.

489. Zonder de vrije keuze in geestelijke dingen zou God de oorzaak zijn van het kwaad en er zou zo dus geen toerekening zijn.

493. Al het geestelijke van de Kerk, dat in vrijheid binnentreedt en uit het vrije wordt opgenomen, blijft, maar niet omgekeerd.

497. De wil en het verstand van de mens zijn in deze vrije keuze; maar het doen van het kwaad is in beide werelden: de geestelijke en de natuurlijke door wetten beperkt, aangezien anders het gezelschap in beide werelden te gronde zou gaan.

500. Indien de mens geen vrije keuze in geestelijke dingen had, zouden allen in het gehele aardrijk binnen één enkele dag daartoe gebracht kunnen worden, in de Heer te geloven; maar dit kan niet geschieden, omdat datgene wat niet uit vrije keuze door de mens wordt opgenomen, niet blijft.

503. Eerste gedenkwaardigheid

504. Tweede gedenkwaardigheid

505. Derde gedenkwaardigheid

506. Vierde gedenkwaardigheid

507. Vijfde gedenkwaardigheid

508. Zesde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 9.

509. het berouw.

510. Het berouw is het eerste van de Kerk bij de mens.

512. De wroeging, waarvan men heden ten dage zegt, dat dit het geloof voorafgaat, en gevolgd wordt door de vertroosting van het evangelie, is niet het berouw.

516. De bekentenis louter met de mond, dat men een zondaar is, is niet het berouw.

520. De mens wordt geboren tot boosheden van elk geslacht, en zo hij deze niet voor een deel verwijdert door berouw, blijft hij daarin, en wie daarin blijft, kan niet behouden worden.

525. Met de erkentenis van de zonde en met het onderzoek van een zonde bij zichzelf zet het berouw in.

528. Het daadwerkelijke berouw bestaat daarin, zichzelf te onderzoeken, zijn zonden te kennen en te erkennen, tot de Heer te smeken en een nieuw leven in te zetten.

532. Het ware berouw bestaat daarin, niet alleen de handelingen van zijn leven te onderzoeken, maar ook de bedoelingen van zijn wil.

535. Ook diegenen doen boete, die zichzelf niet onderzoeken, maar zich toch van boosheden onthouden, omdat het zonden zijn; en deze boete wordt door diegenen gedaan, die de werken van de naastenliefde uit godsdienst doen.

538. De belijdenis moet voor de Heer God Zaligmaker gedaan worden, gevolgd door de smeekbede om hulp en om kracht ten einde het kwaad te weerstaan.

561. Het daadwerkelijke berouw is gemakkelijk bij hen die soms boete hebben gedaan, maar uiterst zwaar voor diegenen die geen boete hebben gedaan.

564. Wie nooit boete heeft gedaan, of wie nooit een blik in zichzelf geworpen en zichzelf doorvorst heeft, weet tenslotte niet, wat het verdoemende kwaad en wat het heilbrengende goede is.

567. Eerste gedenkwaardigheid

568. Tweede gedenkwaardigheid

569. Derde gedenkwaardigheid

570. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 10.

571. De hervorming en de wederverwekking.

572. De mens kan, tenzij hij opnieuw verwekt en als het ware opnieuw geschapen wordt, in het koninkrijk Gods niet ingaan.

576. De nieuwe verwekking of schepping geschiedt uit de Heer alleen door de naastenliefde en het geloof als de twee middelen, terwijl de mens meewerkt.

579. Daar allen verlost zijn, kunnen allen wederverwekt worden, eenieder overeenkomstig zijn staat.

583. De wederverwekking geschiedt op gelijke wijze als waarop de mens ontvangen, in de baarmoeder gedragen en opgevoed wordt.

587. De eerste handeling van de nieuwe verwekking wordt de hervorming genoemd en behoort tot het verstand; de tweede handeling wordt de wederverwekking genoemd en behoort tot de wil en daaruit tot het verstand.

591. Eerst moet de innerlijke mens hervormd worden, en door deze de uitwendige; en zo dus wordt de mens wederverwekt.

596. Wanneer dit geschiedt, ontstaat een strijd tussen de innerlijke mens en de uitwendige, en dan heerst degene die overwint over de ander.

601. De wederverwekte mens heeft een nieuwe wil en een nieuw verstand.

607. De wederverwekte mens is in gemeenschap met de engelen van de hemel en de niet wederverwekte mens is in gemeenschap met de geesten van de hel.

611. Voor zoveel de mens wordt wederverwekt, worden de zonden verwijderd en deze verwijdering is de vergeving van de zonden.

615. De wederverwekking is niet mogelijk zonder de vrije keuze in geestelijke dingen.

618. De wederverwekking is niet mogelijk zonder waarheden waardoor het geloof gevormd wordt en waarmee de naastenliefde zich verbindt.

621. Eerste gedenkwaardigheid.

622. Tweede gedenkwaardigheid.

623. Derde gedenkwaardigheid

624. Vierde gedenkwaardigheid.

625. Vijfde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 11.

626. Het geloof van de huidige kerk, waarvan beweerd wordt, dat het alleen dit geloof is wat rechtvaardigt, en de toerekening maken één.

628. De toerekening, die tot het huidige geloof behoort, is tweevoudig: de ene die van de verdienste van Christus en de tweede die van het daaruit voortvloeiende heil.

632. Het geloof, dat de verdienste en de gerechtigheid van Christus de Verlosser toerekent, is pas ontstaan uit de besluiten van de Synode van Nicea ten aanzien van de drie goddelijke personen uit het eeuwige, welk geloof van die tijd af tot de tegenwoordige tijd toe door de gehele christelijke wereld werd aangenomen.

636. Het geloof dat de verdienste van Christus toerekent, was niet bekend in de apostolische kerk, die voorafging, en wordt nergens in het Woord bedoeld.

640. De toerekening van de verdienste en de gerechtigheid van Christus is onmogelijk.

643. Er is een toerekening, maar dat is er een van het goede en het boze en tevens van het geloof.

647. Het geloof en de toerekening van de Nieuwe Kerk kunnen geenszins tezamen zijn met het geloof en de toerekening van de vorige kerk; en wanneer zij tezamen zijn ontstaat zo’n botsing en strijd, dat het al van de Kerk bij de mens te gronde gaat.

650. De Heer rekent elk mens het goede toe en de hel rekent elk mens het kwaad toe.

654. Het geloof maakt, samen met dat waarmee het zich verbindt, het vonnis; indien het ware geloof zich met het goede verbindt, zo valt het vonnis voor het eeuwige leven; maar indien het geloof zich met het kwaad verbindt, dan valt het vonnis voor de eeuwige dood.

658. Niemand wordt de gedachte toegerekend, maar de wil.

661. Eerste gedenkwaardigheid.

662. Tweede gedenkwaardigheid.

663. Derde gedenkwaardigheid.

664. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 12.

667. Zonder de kennis ten aanzien van de geestelijke zin van het Woord kan niemand weten, wat de twee sacramenten: de Doop en het Heilig Avondmaal behelzen en uitwerken.

670. Onder de wassing, de Doop genoemd, wordt een geestelijke wassing verstaan, welke de zuivering van boosheden en valsheden is, en zo dus de wederverwekking.

674. Aangezien door de besnijdenis van de voorhuid de besnijdenis van het hart werd uitgebeeld, is in de plaats van de besnijdenis de Doop ingesteld, opdat een innerlijke Kerk zou volgen op de uitwendige Kerk, welke in alle en de afzonderlijke dingen een beeld was van de innerlijke Kerk.

677. Her eerste nut van de Doop is de inleiding in de christelijke Kerk en tegelijk daarmee de inlijving onder de christenen in de geestelijke wereld.

681. Het tweede nut van de Doop is, dat de christen de Heer Zaligmaker Jezus Christus, de Verlosser en Zaligmaker, zal mogen kennen en erkennen en Hem volgen.

684. Het derde nut van de Doop, hetgeen het einddoel is, is de wederverwekking van de mens.

688. Door de Doop van Johannes werd de weg bereid, opdat Jehovah de Heer in de wereld neerdalen en de verlossing volbrengen kon.

692. Eerste gedenkwaardigheid.

693. Tweede gedenkwaardigheid.

694. Derde gedenkwaardigheid.

695. Vierde gedenkwaardigheid.

696. Vijfde gedenkwaardigheid.

697. Zesde gedenkwaardigheid.

Hoofdstuk 13.

698. Zonder kennis van de overeenstemmingen van de natuurlijke met de geestelijke dingen kan niemand de nutten en vruchten van het Heilig Avondmaal weten.

702. Indien de overeenstemmingen bekend zijn, weet men, wat onder het Vlees en het Bloed van de Heer verstaan wordt, en dat hetzelfde verstaan wordt onder het Brood en de Wijn, namelijk dat onder het Vlees van de Heer en onder het Brood, het Goddelijk Goede van Zijn Liefde wordt verstaan, alsmede al het goede van de naastenliefde; en onder het Bloed van de Heer en onder de Wijn het Goddelijk Ware van Zijn Wijsheid, alsmede al het ware van het geloof; en onder het eten de toe-eigening.

711. Vanuit deze dingen, indien zij verstaan zijn, kan begrepen worden dat het Heilig Avondmaal universeel en afzonderlijk alle dingen van de Kerk en alle dingen van de hemel bevat.

716. In het Heilig Avondmaal is de Heer in volheid, en Zijn Verlossing in volheid.

719. De Heer is tegenwoordig bij diegenen, die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, en opent voor hen de hemel, en Hij is ook tegenwoordig bij hen, die onwaardig naderen, maar voor hen opent Hij de hemel niet. Zoals dus de Doop de inleiding is in de Kerk, evenzo is het Heilig Avondmaal de inleiding in de hemel.

722. Diegenen naderen waardig tot het Heilig Avondmaal, die in het geloof in de Heer zijn, en in de naastenliefde jegens de naaste, dus degenen die wederverwekt zijn.

725. Zij die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, zijn in de Heer en de Heer in hen; bijgevolg geschiedt door het Heilig Avondmaal de verbinding met de Heer.

728. Het Heilig Avondmaal is voor hen, die waardig naderen, als een bezegeling en een zegel, dat zij zonen Gods zijn.

731. Gedenkwaardigheid: de eeuwige vreugde en de eeuwige gelukzaligheid.

Hoofdstuk 14.

753. De voleinding der eeuw is de laatste tijd of het einde van de Kerk

757. Heden is de laatste tijd van de christelijke Kerk, welke uit de Heer bij de evangelisten en in de Openbaring is voorzegd en beschreven.

760. Deze laatste tijd van de christelijke Kerk is de nacht zelf, waarin de vorige Kerken uitliepen.

764. Na deze nacht volgt de morgen, en deze is de Komst van de Heer.

768. De Komst van de Heer is niet een komen van Hem om de zichtbare hemel en de bewoonbare aarde te verdelgen, en om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te scheppen, zoals tot dusver velen, door het niet verstaan van de geestelijke zin van het Woord, gemeend hebben.

772. Deze Komst van de Heer, welke de tweede is, vindt plaats opdat de bozen van de goeden gescheiden worden, en opdat diegenen zalig worden, die in Hem geloofd hebben en geloven, en opdat uit hen een nieuwe engelenhemel en een nieuwe Kerk op aarde gevormd zal worden; en zonder deze Komst had geen vlees behouden kunnen worden, (Mattheüs 24:22).

776. Deze tweede Komst van de Heer is niet een komen in persoon, maar in het Woord, dat uit Hem is en Hijzelf is.

779. Deze tweede Komst van de Heer geschiedt door een mens, voor wie Hij Zichzelf in persoon heeft geopenbaard, en die Hij met Zijn geest vervuld heeft om de leren van de Nieuwe Kerk te leren door het Woord uit Hem.

781. Dit wordt verstaan onder de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde, en onder het daaruit neerdalende Nieuwe Jeruzalem in de Openbaring.

786. Deze Nieuwe Kerk is de kroon van alle Kerken, welke tot dusver op de aardbol zijn geweest.

791. Memorandum

792. De geestelijke wereld

796. Luther, Melanchthon en Calvijn in de geestelijke wereld.

800. De Hollanders in de geestelijke wereld.

806. De Engelsen in de geestelijke wereld.

813. De Duitsers in de geestelijke wereld.

817. De pauselijken in de geestelijke wereld.

822. De heiligen van de pauselijken in de geestelijke wereld.

828. De mohammedanen in de geestelijke wereld.

835. De Afrikanen in de geestelijke wereld en ook iets over andere naties.

841. De Joden in de geestelijke wereld.

846. [Gedenkwaardigheid]

/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

The Bible

 

Apocalyps 21:5

Study

       

5 En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw.

From Swedenborg's Works

 

Apocalypse Revealed #717

Study this Passage

  
/ 962  
  

717. REVELATION: CHAPTER 17

1. Then one of the seven angels who had the seven bowls came and spoke with me, saying to me, "Come, I will show you the judgment of the great harlot who sits on many waters,

2. with whom the kings of the earth committed whoredom, and the inhabitants of the earth were made drunk with the wine of her licentiousness."

3. So he carried me away in the spirit into the wilderness. And I saw a woman sitting on a scarlet beast which was full of names of blasphemy, having seven heads and ten horns.

4. The woman was arrayed in purple and scarlet, and adorned with gold and precious stones and pearls, having in her hand a golden cup full of abominations and the filthiness of her licentiousness.

5. And on her forehead a name was written: Mystery, Babylon the Great, the Mother of the Whoredoms and Abominations of the Earth.

6. And I saw the woman, drunk with the blood of the saints and with the blood of the witnesses of Jesus. And when I saw her, I wondered with great wonder.

7. But the angel said to me, "Why do you wonder? I will tell you the mystery of the woman and of the beast that carries her, which has the seven heads and the ten horns.

8. The beast that you saw was, and is not, and will ascend out of the abyss and go to destruction. And those who dwell on the earth will marvel, those whose names have not been written in the Lamb's Book of Life from the foundation of the world, when they see the beast that was, and is not, and yet is.

9. This is the mind which has wisdom: The seven heads are seven mountains on which the woman sits.

10. They are also seven kings. Five have fallen, one is, and the other has not yet come. And when he comes, he must remain a short time.

11. And the beast that was, and is not, is itself the eighth, and is of the seven, and is going to destruction.

12. The ten horns which you saw are ten kings that have not yet received a kingdom, but receive authority as kings for one hour with the beast.

13. These are of one mind, and they will give their power and authority to the beast.

14. These will do battle with the Lamb, but the Lamb will overcome them, for He is Lord of lords and King of kings; and those who are with Him are called, chosen, and faithful."

15. Then he said to me, "The waters that you saw, where the harlot sits, are peoples and multitudes, nations and tongues.

16. And the ten horns which you saw on the beast, these will hate the harlot, make her desolate and naked, eat her flesh and burn her with fire.

17. For God has put it into their hearts to carry out His purpose, and to be of one mind and give their kingdom to the beast, until the words of God are fulfilled.

18. And the woman whom you saw is the great city which holds sway over the kings of the earth."

THE SPIRITUAL MEANING

The Contents of the Whole Chapter

The subject is the Roman Catholic religion. Described is the way in which it falsified the Word and so perverted all the church's truths (verses 1-7). How it falsified these and perverted them among peoples subject to its dominion (verses 8-11), but less among peoples who had not so subjected themselves to its dominion (verses 12-15).

Regarding the Protestant Reformed, that they had withdrawn themselves from the yoke of its domination (verse 16, 17). Its continuing domination anyway (verse 18).

The Contents of the Individual Verses:

Verse ContentsSpiritual Meaning
1. Then one of the seven angels who had the seven bowls came and spoke with me,Influx now and a revelation from the Lord from the inmost of heaven about the Roman Catholic religion,
saying to me, "Come, I will show you the judgment of the great harlot who sits on many waters,a revelation about that religion as regards its profanations and adulterations of the Word's truths,
2. with whom the kings of the earth committed whoredom,that it adulterated the church's goods and truths that it had from the Word.
and the inhabitants of the earth were made drunk with the wine of her licentiousness."Its insanity in spiritual matters owing to the adulteration of the Word among those immersed in that religion.
3. So he carried me away in the spirit into the wilderness.John's being carried away in a spiritual state to people in whom everything of the church had been destroyed.
And I saw a woman sitting on a scarlet beast which was full of names of blasphemy,That religion resting on the Word that they profaned.
having seven heads and ten horns.Their intelligence gained from the Word, at first reverent, later abandoned, and at last irrational, and their continued great power drawn from the Word.
4. The woman was arrayed in purple and scarlet,The celestial Divine good and truth contained in the Word among them.
and adorned with gold and precious stonesThe spiritual Divine good and truth contained in the Word among them.
and pearls,The concepts of goodness and truth contained in the Word among them.
having in her hand a golden cup full of abominations and the filthiness of her licentiousness.That religion derived from the sacred contents of the Word profaned, and from its goods and truths defiled by dreadful falsities.
5. And on her forehead a name was written: Mystery, Babylon the Great, the Mother of the Whoredoms and Abominations of the Earth.The Roman Catholic religion such as it is interiorly, which is concealed, that from its origin, springing from a love of exercising dominion from a love of self over the sanctities of the church and over heaven, thus over everything connected with the Lord and His Word, it defiled and profaned things having to do with the Word and so with the church.
6. And I saw the woman, drunk with the blood of the saints and with the blood of the witnesses of Jesus.That religion irrational because of its adulterating and profaning the Divine truths and goods of the Lord, of the Word, and so of the church.
And when I saw her, I wondered with great wonder.Astonishment that that religion is of such a character interiorly, when indeed it appears otherwise outwardly.
7. But the angel said to me, "Why do you wonder? I will tell you the mystery of the woman and of the beast that carries her, which has the seven heads and the ten horns.A disclosure of the symbolic meaning of the preceding events and scenes.
8. The beast that you saw was, and is not,The Word among them acknowledged as holy, and yet really not acknowledged.
and will ascend out of the abyss and go to destruction.The laity's and common people's being given the Word and reading it deliberated several times in the papal Consistory, but rejected.
And those who dwell on the earth will marvel, those whose names have not been written in the Lamb's Book of Life from the foundation of the world, when they see the beast that was, and is not, and yet is.The astonishment of those who belong to that religion, of all those who from its commencement strove for dominion over heaven and earth, that even though the Word had been thus rejected, still it endures.
9. This is the mind which has wisdom:This is the interpretation in the natural sense, but intended for people who have the spiritual meaning from the Lord.
The seven heads are seven mountains on which the woman sits. 10. They are also seven kings.The Divine goods and truths in the Word on which that religion was founded, in time destroyed and finally profaned.
Five have fallen, one is, and the other has not yet come. And when he comes, he must remain a short time.The Word's Divine truths have all been destroyed but this one, that the Lord was given all authority in heaven and on earth, and a second one, which has not yet been called into question, and when it is, will not survive, namely, that the Lord's humanity is Divine.
11. And the beast that was, and is not, is itself the eighth, and is of the seven, and is going to destruction.The Word, as mentioned previously, is Divine good itself and Divine truth, and it has been taken from the laity and common people to keep the Roman Catholic hierarchy's profanations and adulterations of it from appearing, and the people's turning away on that account.
12. The ten horns which you saw are ten kings that have not yet received a kingdom,The Word as to the power it has from Divine truths among Roman Catholics who live in France and are not so much under the yoke of papal dominion, who nevertheless have not yet formed among them therefore a church separate from the Roman Catholic religion.
but receive authority as kings for one hour with the beast.The Word has force with them, and through the Word they prevail, as though they possessed its Divine truths.
13. These are of one mind, and they will give their power and authority to the beast.They unanimously acknowledge that the only means of government and dominion over the church is through the Word.
14. These will do battle with the Lamb, but the Lamb will overcome them, for He is Lord of lords and King of kings;The Lord's battle with them over an acknowledgment of His Divine humanity, because the Lord in that humanity is God of heaven and earth and also the Word.
and those who are with Him are called, chosen, and faithful."People who turn to the Lord and worship Him alone are those who go to heaven, both those concerned with the external elements of the church and those concerned with its internal and inmost elements.
15. Then he said to me, "The waters that you saw, where the harlot sits, are peoples and multitudes, nations and tongues.Under papal dominion, but caught up in various ways in that religion's adulterated and profaned truths of the Word, are peoples of a varying doctrine and discipline, and of a varying religion and confession of it.
16. And the ten horns which you saw on the beast, these will hate the harlot,The Word as to the power it has from Divine truths among Protestants, who have thrown off entirely the yoke of papal dominion.
make her desolate and naked,They will rid themselves of its falsities and evils.
eat her flesh and burn her with fire.They will with hatred condemn and destroy in themselves the evils and falsities inherent in that religion, and will renounce the religion itself and expunge it in themselves.
17. For God has put it into their hearts to carry out His purpose, and to be of one mind and give their kingdom to the beast,A judgment among them from the Lord that they should utterly repudiate and renounce the Roman Catholic religion and expunge and eradicate it in themselves, and a unanimous judgment that they should acknowledge the Word and found the church on it.
until the words of God are fulfilled.Until all the things foretold about them have been fulfilled.
18. And the woman whom you saw is the great city which holds sway over the kings of the earth."The Roman Catholic religion will reign as to doctrine in the Christian world, and to some extent still also among the Protestant Reformed, even though the latter are not under papal dominion.

THE EXPOSITION

The Protestant Reformed were the subject before this in chapters 7-16. The subject now in this chapter and the next is Roman Catholics, and those among them who claim for themselves the power of opening and closing heaven are meant by Babylon. We must first say here, therefore, what Babylon means specifically.

Babylon or Babel means a love of ruling over the sanctities of the church stemming from a love of self, and because this love increases to the degree it is given free rein, and the sanctities of the church are also the sanctities of heaven, therefore Babylon or Babel symbolizes dominion over heaven as well.

Moreover, because this love thus plays the part of the devil, who aspires to similar ends, it cannot help but profane sacred things by adulterating the Word's goods and truths. Consequently Babylon or Babel also symbolizes the profanation of what is sacred and the adulteration of the Word's goodness and truth.

These are the symbolic meanings of Babylon here in the book of Revelation, and of Babel in the following places in the prophetic and historical Word:

(Regarding) Babel... Behold, the day of Jehovah is coming, cruel...., ...the stars of heaven and their constellations do not give their light; the sun has been darkened in its rising, and the moon does not cause its light to shine....

"I will halt the arrogance of the proud, and will lay low the haughtiness of the violent...."

Babel, the glory of kingdoms..., will be as God's overthrowing of Sodom and Gomorrah... Ziyyim 1 will lie down there, their houses will be full of 'ochim, 2 and the offspring of owls will dwell there, and satyrs will caper there. 'Iyyim 3 will reply in her palaces, and dragons in her pleasant palaces. (Isaiah 13:1, 9-11, 19, 21-22)

[2] Not to mention many other declarations throughout that chapter.

...you will take up this parable regarding the king of Babel...:

"Your magnificence has been brought down into hell....

."..you are fallen from heaven, O Lucifer... ...you have said in your heart, "I will ascend into heaven, I will exalt my throne above the stars of God...; I will ascend above the heights of the clouds, I will be like the Most High." Yet you shall be brought down to Sheol....

...I will rise up against them... and cut off from Babel the name and remnant...." (Isaiah 14:4, 11-15, 22)

[3] Not to mention many other declarations throughout that chapter.

...Jehovah spoke against Babel...: "Your mother was deeply ashamed; she who bore you was ashamed. Behold, the last of the nations shall be a wilderness, a dry land and a solitude....

"Put yourselves in array against Babel all around..., shoot at her, spare no arrows....

"How Babel has become a desolation among the nations!

."..she has behaved insolently against Jehovah, against the Holy One of Israel....

"A drought is against her waters, so that they are dried up. For it is the land of carved images, and glories in shocking things.

"Therefore ziyyim shall dwell there with 'iyyim, and the offspring of owls shall dwell in it..., as in God's overthrowing Sodom and Gomorrah...." (Jeremiah 50:1, 12, 14, 23, 29, 31, 38-40)

[4] Not to mention may other declarations regarding Babel in that chapter.

"Babel was a golden cup in Jehovah's hand, that made all the earth drunk. The nations drank of her wine; therefore (they) are demented....

"Forsake her..., for her judgment reaches to heaven and rises up to the clouds....

"Behold, I am against you, O destroying mountain, that destroys all the earth... I will... roll you down from the rocks, and make you a burnt mountain....

"I will visit judgment on Bel in Babel, I will take the chewed food out of his mouth, so that the nations do not stream to him anymore. The wall of Babel also shall fall....

."..behold, the days are coming when I will visit judgment on the carved images of Babel, so that her whole land is ashamed....

"If Babel were to mount up to heaven, and if she were to fortify the height of her strength, yet from Me would come destroyers....

"Indeed, I will make drunk her princes and wise men, her leaders and her prefects..., so that they sleep the sleep of an age and do not awake...." (Jeremiah 51:7, 9, 25, 44, 47, 53, 57)

[5] Not to mention many other declarations throughout that chapter regarding Babel.

"Come down and sit in the dust, O virgin daughter of Babylon; sit on the ground, without a throne... Take a millstone and grind meal... Uncover the thigh, pass through the rivers. Your nakedness shall be uncovered..., your shame will be seen....

"You said, 'I shall be a lady forever,' ...you did not remember the end....

"You trusted in your wickedness; you said, 'No one sees me.' Your wisdom and your knowledge led you astray, when you said in your heart, 'I am, and there is no one else besides me'....

"Ruin shall come upon you suddenly, without your knowing.

"Persist... in your enchantments, in the multitude of your sorceries, in which you have labored from your youth. Perhaps they will possibly be of some use, perhaps you will become fearsome." (Isaiah 47:1-3, 7, 10-12)

Not to mentioned many other declarations regarding Babel in that chapter.

[6] Similar qualities are symbolically meant by the city in Genesis 11:1-9 and by the tower whose top was in heaven, which the people coming from the east into the valley of Shinar began to build, people whose languages Jehovah, descending from heaven, confused, because of which the place was named Babel (confusion).

[7] Similar qualities are symbolically meant by the following things in Daniel:

By the statue that Nebuchadnezzar, king of Babel, saw, whose feet were partly of iron and partly of clay, which the stone cut without hands struck and broke in pieces, and all the pieces of the statue became like chaff on the threshing floors, and the stone became a great rock (Daniel 2:31-47).

By the great statue that Nebuchadnezzar, king of Babel, made, and commanded that people fall down before it and worship it, and that whoever did not do so would be cast into the fiery furnace (Daniel 3:1-7ff.).

By the tree growing until its height reached heaven and it was visible to the end of the earth, which a watcher and holy one, coming down from heaven, ordered to be chopped down, stripped, cut up, and scattered; and because it represented the king of Babel, it came to pass that he was driven from mankind, dwelled with beasts, and ate grass like an ox (Daniel 4).

By Belshazzar, king of Babel, in company with his lords, wives and concubines, and his drinking wine from the gold and silver vessels of the temple in Jerusalem and praising the gods of gold, silver, bronze, iron and stone, on which account the writing appeared on the wall and on that very day the king himself was slain (Daniel 5).

By the edict of Darius the Mede, king of Babel, that for thirty days no one petition anything from God or man, but from the king alone, or else be cast into a den of lions (Daniel 6:7-28).

And by the four beasts that Daniel saw come up from the sea, the fourth of which was dreadful and strong, and having huge iron teeth, it devoured and broke in pieces, and trampled the residue with its feet; and judgment was set then, and the books were opened, and the beast was slain and its body given to the burning flame; and then one like the Son of Man was seen, coming with the clouds of heaven, to whom was given dominion and glory and a kingdom, and all people, nations and tongues will worship Him, His dominion being an everlasting dominion, which shall not pass away, and His kingdom one which shall not be destroyed (Daniel 7:1-14).

Footnotes:

1. A Hebrew word (צִיִּים), appearing six times in the Old Testament (Psalms 72:9; 74:14). It seems to refer to desert dwellers, and in contexts suggesting animals, to desert creatures, but the actual identity is unknown. It may not be a precise term.

2. Another Hebrew word (אֹחִים), appearing only once in the Old Testament. Isaiah 13:21 identifies them as birds of the night.

3. Another Hebrew word (אִיִּים), appearing only three times in the Old Testament (Isaiah 13:22; 34:14)

  
/ 962  
  

Many thanks to the General Church of the New Jerusalem, and to Rev. N.B. Rogers, translator, for the permission to use this translation.