9964. Of bij hun toetreden tot het altaar om te bedienen in het heilige; dat dit betekent in de uitbeeldende eredienst van de Heer Zelf, staat hieruit vast dat het altaar het voornaamste uitbeeldende was van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede, nr. 9714; dus is toetreden tot het altaar en daar bedienen in het heilige, de eredienst van de Heer Zelf.

De uitbeeldende eredienst van de Heer bestond voornamelijk in brandoffers en slachtoffers, geofferd op het altaar, nrs. 922, 923, 2180, 6905, 8680, 8936; de uitbeeldende eredienst van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede aan het altaar en de uitbeeldende eredienst van Hem ten aanzien van het Goddelijk Ware in de tent der samenkomst; daarom wordt er gezegd dat met binnentreden in de tent der samenkomst, wordt aangeduid de eredienst, uitbeeldend voor alle dingen van de hemel en de Kerk, nr. 9963 en met toetreden tot het altaar de uitbeeldende eredienst van de Heer Zelf.

De hemel immers en de Kerk zijn de ontvangers van het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer; het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer is het Ware voortgaande vanuit het goede van de liefde van Hem en het wordt ingeplant waar dit goede ook wordt opgenomen, bijgevolg waar de Heer is, uit Wie dit goede is.