Bibla

 

Genesis 38:30

Studimi

       

30 En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; en men noemde zijn naam Zera.

Nga veprat e Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9671

Studioni këtë pasazh

  
/ 10837  
  

9671. Van hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken en getweernd fijn lijnwaad; dat dit betekent de goedheden van de liefde en van het geloof daar verbonden, staat vast uit de betekenis van hemelsblauw, namelijk de hemelse liefde van het ware, nr. 9466; en uit de betekenis van het purper, namelijk de hemelse liefde van het goede, nr. 9467; uit de betekenis van het dubbelgedoopte scharlaken, te weten het geestelijk goede, nrs. 4922, 9468; en uit de betekenis van het getweernd fijn lijnwaad, namelijk het ware uit hemelse oorsprong, nr. 9469.

Daaruit blijkt dat met die vier worden aangeduid de goede dingen van de liefde en van het geloof, in het verenigende midden verbonden.

Hiermee is het als volgt gesteld: zij die in de hemel betrekking hebben op het verenigende middel, dat door de voorhang wordt uitgebeeld, hebben in zich de goedheden van de liefde en de goedheden van het geloof verbonden; want door de goedheden van de liefde worden zij verbonden met de hemelsen die in de binnenste hemel zijn en door de goedheden van het geloof met de geestelijken die in de middelste hemel zijn; want het goede van de liefde tot de Heer wordt het hemels goede genoemd en het goede van het geloof in Hem wordt het geestelijk goede genoemd.

Zij die in de hemel betrekking hebben op het verenigende middel, worden hemels-geestelijk en geestelijk-hemels genoemd; de eerstgenoemden worden in het Woord uitgebeeld door Jozef en de laatstgenoemden door Benjamin.

Dat Jozef in de uitbeeldende zin het hemels-geestelijke is, zie de nrs. 4286, 4592, 4963, 5249, 5307, 5331, 5332, 5417, 5869, 5877, 6224, 6526; en dat Benjamin het geestelijk-hemelse is, nrs. 3969, 4592; en dat zo Jozef het innerlijk verenigende middel is, nrs. 4585, 4592, 4594, 5411, 5413, 5443, 5639, 5686, 5688, 5689, 5822.

Wat het hemels-geestelijke is en wat het geestelijk-hemelse, zie de nrs. 1577, 1824, 2184, 4585, 4592, 4594.

Ook uit de tegengestelden, die in de hellen zijn, wordt gekend hoedanig het verschil is tussen de hemelsen en tussen de geestelijken in de hemelen; zij die in de hellen tegengesteld zijn aan de hemelsen, worden genieën genoemd en zij die daar zijn tegengesteld aan de geestelijken, worden geesten genoemd.

De genieën die zijn tegengesteld aan de hemelsen, zijn aan de rug; de geesten echter, die zijn tegengesteld aan de geestelijken, zijn voor het aangezicht; en de middelsten zijn aan de zijden.

De genieën zijn, omdat zij tegengesteld zijn aan de hemelsen, in een innerlijker boze dan de geesten; zie hierover uit ondervinding de nrs. 5977, 8593, 8622, 8625.

De hel van de genieën is geheel en al afgescheiden van de hel van de geesten en wel dermate dat zij die in de ene zijn, niet tot de andere kunnen overgaan.

Er zijn daar immers bemiddelenden die verbinden en dezen zijn tegengesteld aan de bemiddelenden in de hemelen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Nga veprat e Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1577

Studioni këtë pasazh

  
/ 10837  
  

1577. Dat de woorden ‘laat, ik bid u, geen twist zijn tussen mij en tussen u’ betekenen, dat er geen tweedracht tussen beiden moest zijn, dit blijkt uit wat eerder gezegd is. Wat het samengaan of de vereniging van de innerlijke mens met de uiterlijke betreft, daarin bevinden zich meer verborgenheden dan ooit kunnen worden opgesomd. De innerlijke en de uiterlijke mens zijn nooit bij welk mens dan ook verenigd, en konden niet verenigd worden en kunnen niet verenigd worden, dan bij de Heer alleen, waarom Hij ook in de wereld kwam.

Bij de mensen die wedergeboren zijn, schijnt het alsof zij verenigd waren, maar zij behoren de Heer toe, want de dingen die samengaan, behoren de Heer toe, terwijl de dingen die niet samengaan, de mens toebehoren. Er zijn bij de innerlijke mens twee dingen: namelijk het hemelse en het geestelijke, en deze twee maken één uit, wanneer het geestelijke uit het hemelse voortkomt, of wat hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: het goede en het ware, en deze twee maken één uit, wanneer het ware uit het goede voortkomt. Of wat ook hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: de liefde en het geloof, en deze twee maken één uit, wanneer het geloof uit de liefde voortkomt. Of wat eveneens hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: de wil en het verstand, en deze twee maken één uit, wanneer het verstand uit de wil voortkomt. Nog duidelijker kan dit begrepen worden door het voorbeeld van de zon, waaruit het licht voortkomt; wanneer in het licht uit de zon zowel warmte als schijnsel is, zoals in lentetijd, dan ontspruit alles daardoor en leeft daarvan. Wanneer echter, zoals in ‘s winters, in het licht uit de zon geen warmte is, verstart alles en sterft daardoor. Hieruit staat vast, wat de innerlijke mens uitmaakt. Wat echter de uiterlijke mens uitmaakt, blijkt hieruit.

Bij de uiterlijke mens is alles natuurlijk, want de uiterlijke mens zelf is hetzelfde als de natuurlijke mens. Er wordt gezegd dat de innerlijke mens met de uiterlijke mens is verenigd, wanneer het hemels geestelijke van de innerlijke mens invloeit in het natuurlijke van de uiterlijke mens, en maakt dat zij als één samenwerken. Daardoor wordt het natuurlijke ook hemels en geestelijk, maar in een lagere graad hemels en geestelijk. Of, wat hetzelfde is, de uiterlijke mens wordt daardoor ook hemels en geestelijk, maar uiterlijk hemels en geestelijk. De innerlijke en de uiterlijke mens zijn volkomen onderscheiden, daar het de hemelse en de geestelijke dingen zijn, die de innerlijke mens aandoen, maar de natuurlijke dingen, die de uiterlijke mens aandoen. Ofschoon zij echter onderscheiden zijn, zijn zij toch verenigd, namelijk wanneer het hemels geestelijke van de innerlijke mens in het natuurlijke van de uiterlijke mens invloeit, en daarover als over het zijne beschikt.

Bij de Heer alleen was de innerlijke mens met de uiterlijke mens verenigd, maar bij geen ander mens, dan alleen voor zover de Heer hen verenigd heeft, of verenigt. Alleen de liefde en de naastenliefde of het goede is het, dat verenigt, en er bestaat nooit enige liefde en naastenliefde, dat wil zeggen, enig goeds, dan alleen van de Heer. Van die aard is de vereniging, waarop deze woorden van Abram doelen, ‘Laat toch geen strijd zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders, want wij zijn mannen broeders’. Daarmee, dat gezegd wordt, ‘tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders’, is het als volgt gesteld: zoals er in de innerlijke mens twee dingen zijn, namelijk het hemelse en het geestelijke, die, zoals gezegd, een uitmaken, evenzo in de uiterlijke mens. Het hemelse van hem wordt het natuurlijk goede genoemd, het geestelijke van hem het natuurlijk ware. ‘Er zij geen twist tussen mij en tussen u’ duidt het goede aan, namelijk dat het goede van de innerlijke mens niet met het goede van de uiterlijke mens in strijd zal zijn, en ‘er zij geen twist tussen mijn herders en tussen uw herders’ duidt het ware aan, namelijk dat het ware van de innerlijke mens niet met het ware van de uiterlijke mens in strijd zal zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl