From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Study this Passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9320

Study this Passage

  
/ 10837  
  

9320. Omdat gij al vernietigende hen zult vernietigen; dat dit betekent dat de boosheden geheel en al moeten worden weggeruimd, staat vast uit de betekenis van vernietigen, wanneer het de boze en de valse dingen betreft, die worden aangeduid met de natiën van het land Kanaän en met haar goden, dus wegruimen.

Dat vernietigen is wegruimen, is omdat degenen die in het goede en het ware zijn, nooit degenen vernietigen die in het boze en het valse zijn, maar slechts wegruimen; de oorzaak hiervan is dat zij vanuit het goede handelen en niet vanuit het boze; en het goede is uit de Heer, Die nooit iemand vernietigt; maar zij die in het boze en daaruit in het valse zijn, trachten te vernietigen en zoveel als zij kunnen, vernietigen zij degenen die in het goede zijn; de oorzaak hiervan is dat zij vanuit het boze handelen; maar omdat zij dan aanstormen tegen het goede dat uit de Heer is, dus tegen het Goddelijke, vernietigen zij zichzelf, dat wil zeggen, storten zij zich in de verdoemenis en in de hel; zodanig is de wet van de orde en dat dit zo is, zie de nrs. 4299, 7643, 7679, 7710, 7926, 7989, 8137, 8146, 8265, 8945, 8946.

Dat de Israëlieten en de Joden de natiën van het land Kanaän zouden vernietigen, was omdat zij de geestelijke en de hemelse dingen uitbeeldden en de natiën de helse en de duivelse dingen, die nooit tezamen kunnen zijn; zij zijn immers tegengestelden.

Dat het hun was toegelaten de natiën te vernietigen, had als oorzaak, dat bij hen niet de Kerk was, maar slechts het uitbeeldende van een Kerk, dus ook niet de Heer bij hen aanwezig was dan alleen op uitbeeldende wijze, nr. 4307; zij waren immers in het uiterlijke zonder het innerlijke, dat wil zeggen, in de uiterlijke eredienst van het goede en het ware, maar niet ín het goede en het ware.

Aan zulke mensen werd het toegestaan te vernietigen, te doden, aan de slachting en de vervloeking over te geven; het wordt echter niet toegelaten aan hen die in de uiterlijke dingen en tegelijk in de innerlijke dingen zijn, aangezien deze mensen vanuit het goede moeten handelen en het goede is uit de Heer.

Dat de Joden en de Israëlieten zodanig zijn geweest, verklaart Mozes openlijk: ‘Zeg niet in uw hart, wanneer Jehovah uw God de natiën vóór u zal hebben uitgestoten, al zeggende: Om mijn gerechtigheid heeft Jehovah mij aangebracht om dit land te bezitten; niet om uw gerechtigheid en om de rechtheid van uw hart, omdat gij een volk hard van nek zijt’, (Deuteronomium 9:4-6).

Elders: ‘Een natie verloren in raadslagen zijn zij, ook is er geen inzicht in hen; van de wijnstok van Sodom is hun wijnstok en van de velden van Gomorra; haar druiven zijn druiven van gal, trossen van de bitterheden hebben zij, drakenvenijn is hun wijn en wrede adderengal; is dit bij Mij niet weggeborgen, verzegeld in Mijn schatten’, (Deuteronomium 23:29,32-34).

De wijnstok betekent in de innerlijke zin de Kerk, nr. 1069, 5113, 6375, 6376, 9277; de druiven en de trossen betekenen de innerlijke en uiterlijke goedheden van die Kerk, nr. 1071, 5117, 6378; en de wijn betekent het innerlijk ware van die Kerk, nr. 1971, 1798, 6377; daaruit blijkt, wat het betekent dat hun wijnstok is van de wijnstok van Sodom en van de velden van Gomorra; dat hun druiven van gal zijn en trossen der bitterheden; en dat hun wijn drakenvenijn is en wrede adderengal.

Dat deze dingen bekend zijn aan Jehovah, dat wil zeggen, aan de Heer, wordt daarmee aangeduid dat het bij Hem is weggeborgen en verzegeld in Zijn schatten.

Bij Johannes: ‘Jezus zei tot de Joden: Gij zijt uit de vader de duivel en wilt het verlangen van uw vader doen; die was een mensenmoorder van den beginne’, (Johannes 8:44); vandaar worden zij genoemd ‘een slecht en overspelig geslacht’, (Mattheüs 12:39); en ook ‘adderengebroed’, (Mattheüs 3:7; 12:34, 23:33; Lucas 3:7); dat zij zodanig zijn, wordt ook door de Heer in gelijkenissen beschreven bij (Mattheüs 21:33,45; Marcus 12:1-9; Lucas 14:16-24; 20:9).

Dat die natie de ergste is geweest; dat zij, wanneer zij in de eredienst was, in de uiterlijke dingen is geweest zonder innerlijke; dat bij haar niet de Kerk, maar alleen het uitbeeldende van een Kerk is geweest; en dat zij niettemin de innerlijke dingen van de Kerk heeft kunnen uitbeelden, zie de nrs. 3398, 3479, 3480, 3732, 3881, 4208, 4281, 4288-4290, 4293, 4307, 4314, 4316, 4317, 4429, 4433, 4444, 4500, 4503, 4680, 4815, 4818, 4820, 4825, 4832, 4837, 4844, 4847, 4865, 4868, 4874, 4899, 4903, 4911-4913, 5057, 5998, 6304, 6832, 6877, 7048, 7051, 7248, 7401, 7439, 8301, 8588, 8788, 8806, 8814, 8871, 8882, 9284.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4433

Study this Passage

  
/ 10837  
  

4433. En hij nam haar en hij lag met haar en hij besliep haar; dat dit betekent dat het niet anders kon worden verbonden met de aandoening van het ware dat met de zonen van Jakob, haar broeders, werd aangeduid, staat vast uit de betekenis van ‘haar nemen, met haar liggen en haar beslapen’ namelijk verbonden worden, maar niet op de wettige wijze, die door de verloving plaatsvindt; dat echter met die woorden wordt aangeduid dat het niet op andere wijze verbonden kon worden, kan niet vaststaan, tenzij men weet hoe het hiermee gesteld is. Het innerlijk ware uit de Ouden, dat met Sichem, de zoon van Hemor de Heviet, wordt aangeduid, is dat ware dat het innerlijke van de Kerk bij de Ouden was geweest, dus het innerlijke in hun verordeningen, gerichten en wetten, in één woord in hun rituele en eendere dingen; die ware dingen waren hun leerstellige dingen waarnaar zij leefden, en wel de leerstellige dingen van de naastenliefde, want in de oude tijd hadden degenen die van de echte Kerk waren, geen andere leerstellige dingen; dezelfde dingen kunnen de innerlijk ware dingen van het geloof worden genoemd met betrekking tot de leer, maar de goede dingen met betrekking tot het leven. Indien enige Kerk bij de natie uit Jakob zou worden ingesteld, dan was het noodzakelijk dat zij in die ware en goede dingen zouden worden ingewijd; want indien niet de innerlijke dingen in de uiterlijke zijn; dat wil zeggen, indien men niet over de innerlijke denkt wanneer men in de uiterlijke dingen is, en indien men niet tevens door de innerlijke dingen wordt aangedaan, tenminste indien men niet door de uiterlijke dingen wordt aangedaan ter wille van de innerlijke dingen, dan is er niet iets van de Kerk; de innerlijke dingen immers maken de Kerk, want daarin is de Heer, aangezien daarin de geestelijke en de hemelse dingen zijn, die uit Hem zijn. Maar de natie uit Jakob, dat wil zeggen, de Israëlitische en Joodse natie, kon daarin niet worden ingewijd op de wettige wijze, die door de verloving plaatsvindt; de oorzaak hiervan was dat hun uiterlijke eredienst niet overeenstemde; zij hadden immers van hun vaders, namelijk van Abraham, Izaäk en Jakob, de door Eber ingestelde eredienst ontvangen en dat deze in de uiterlijke dingen afweek van de eredienst van de Oude Kerk, zie de nrs. 1238, 1241, 1343, 2180;

en omdat die eredienst afweek, konden de innerlijk ware dingen die bij de Ouden waren geweest, niet daarmee worden verbonden op de wettige wijze, die door de verloving plaatsvindt, maar op de wijze die hier wordt beschreven; daaruit kan men verstaan wat het zeggen wil dat het niet anders kon worden verbonden met de aandoening van het ware dat met de zonen van Jakob, de broers van Dina, werd aangeduid. Maar hoewel de verbinding op die wijze had kunnen plaatsvinden, volgens de wet die ook aan de Ouden bekend was, (Exodus 22:16; Deuteronomium 22:28, 29), was die natie toch zodanig dat zij geenszins enige verbinding toeliet van het innerlijk ware dat vanuit de Ouden was, met de uiterlijke dingen van de eredienst die bij de nakomelingen van Jakob waren, nrs. 4281, 4290, 4293, 4307, 4314, 4316, 4317; daarom kon bij die natie niet enige Kerk worden ingesteld, maar in plaats daarvan slechts het uitbeeldende van de Kerk, zie de nrs. 4281, 4288, 4307.

Dat het een zodanige natie geweest is, namelijk dat zij niet alleen de innerlijk ware dingen niet heeft kunnen opnemen, maar die ook geheel en al bij zich uitbluste, is hier daarmee uitgebeeld dat Jakobs zonen Sichem en Hemor met bedrog antwoordden, vers 13; en dat daarop Simeon en Levi de stad sloegen met de mond van het zwaard en Sichem en Hemor doodden, vers 25, 26;

en dat de overige zonen kwamen over de doorboorden en de stad plunderden en de kudden van klein- en grootvee en al wat in de stad, in het veld en in het huis was, wegnamen, verzen 27-29. Daaruit blijkt wat er wordt aangeduid met de profetische dingen van Jakob, toen Israël:

‘Simeon en Levi zijn broeders, werktuigen van geweld zijn hun zwaarden; mijn ziel kome niet in hun verborgenheid, mijn heerlijkheid worde niet verenigd in hun vergadering, omdat zij in hun toorn de man hebben gedood en in hun moedwil de os hebben ontzenuwd; vervloekt zij hun toorn omdat hij heftig is en hun woede omdat zij zwaar is; ik zal hen verdelen in Jakob en ik zal hen verstrooien in Israël’, (Genesis 49:5-7).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl