The Bible

 

Joël 2:25

Study

       

25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.

The Bible

 

I Koningen 8:36

Study

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #768

Study this Passage

  
/ 10837  
  

768. Dat door Noach datgene wordt aangeduid, wat tot de Kerk behoorde, en door Sem, Cham en Jafet, wat tot de daaruit voortkomende Kerken behoorde, blijkt hieruit, dat hier niet ‘zijn zonen’ gezegd wordt als eerder in vers 7, maar zijzelf met namen genoemd worden. Wanneer zij zo genoemd worden, betekenen zij de mens van de Kerk; de mens van de Kerk is niet alleen de Kerk zelf, maar het al van de Kerk; het is een algemene uitdrukking, welke alles omvat, wat tot de Kerk behoort, zoals eerder van de Oudste Kerk is gezegd, welke Mens werd geheten, op dezelfde wijze met betrekking tot de overige namen, die genoemd zijn. Aldus wordt door Noach, en door Sem, Cham en Jafet alles aangeduid, wat tot de Kerk en tot de daaruit voortkomende Kerken behoort, in één samenvatting; van dien aard is de stijl en de spreekwijze in het Woord, zo bijvoorbeeld waar Jehuda wordt genoemd, wordt bij de profeten meestal de hemelse Kerk aangeduid, of alles wat tot deze Kerk behoort; waar Jakob genoemd wordt, geldt het de uiterlijke Kerk, want bij elk mens van de Kerk bestaat een innerlijk en een uiterlijk van de Kerk; het innerlijk is daar, waar de ware Kerk bestaat, het uiterlijk is hetgeen daaruit voortkomt, en dit is Jakob. Het is anders wanneer zij niet genoemd worden; de reden, waarom dit zo is, ligt hierin, dat zij dan in uitbeeldende zin op het rijk van de Heer betrekking hebben; de Heer is de enige Mens en Hij is het al van Zijn rijk, en daar de Kerk het rijk van de Heer op aarde is, zo is de Heer alleen het al van de Kerk; het al van de Kerk is liefde of naastenliefde, vandaar betekent de mens, of, wat hetzelfde is, iemand die bij zijn naam wordt genoemd, de liefde of naastenliefde, dat wil zeggen: het al van de Kerk, en dan betekent de vrouw eenvoudig de Kerk, welke daaruit voortkomt, zoals ook hier. Maar welke Kerk door Sem, Cham en Jafet wordt aangeduid, zal in hetgeen volgt, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, gezegd worden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl