6729. En de dochter van farao daalde neer, dat dit het godsdienstige daar betekent, staat vast uit de betekenis van de dochter, namelijk de aandoening van het ware en het goede en vandaar de Kerk, nrs. 2362, 3963; en in de tegengestelde zin de aandoening van het valse en het boze en vandaar het godsdienstige dat daaruit voortkomt, nr. 3024, hier het godsdienstige uit de valse wetenschappen, omdat het farao’s dochter was; door farao immers wordt hier het valse wetenschappelijke uitgebeeld, nrs. 6651, 6679, 6683, 6692.
Dat met de dochters in het Woord de Kerken worden aangeduid, kan vaststaan uit die zeer vele plaatsen waar de Kerk wordt genoemd ‘dochter van Zion’ en ‘dochter van Jeruzalem’; en dat met de dochters eveneens de godsdienstige dingen van verscheidene naties worden aangeduid, die vals zijn, blijkt eveneens uit die plaatsen waar dochters worden genoemd, zoals ‘dochter van Tyrus’, (Psalm 45:13); ‘dochter van Edom’, (Klaagliederen 4:22); ‘dochter der Chaldeeën en van Babel’, (Jesaja 47:1,5; Jeremia 50:41,42; 51:33; Zacharia 2:11; Psalm 137:8); ‘dochter der Filistijnen’, (Ezechiël 16:27,57); dochter van Tarsis’, (Jesaja 23:10); ‘dochter van Egypte’ bij Jeremia: ‘Klim op naar Gilead en neem balsem, gij maagd dochter van Egypte, maak u vaten der verhuizing, gij inwoonster dochter van Egypte; beschaamd is de dochter van Egypte, gegeven in de hand des volks van het noorden’, (Jeremia 46:11,19,24); de dochter van Egypte voor de aandoening van het redeneren over de ware dingen van het geloof of het wel zo is, vanuit de wetenschappen, wanneer het ontkennende regeert; dus staat zij voor het godsdienstige dat daaruit oprijst, dat zodanig is dat men niets dan alleen het valse gelooft.