The Bible

 

Hosea 6

Study

   

1 Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

2 Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.

3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.

4 Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.

5 Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds; en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.

6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.

7 Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.

8 Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid; zij is betreden van bloed.

9 Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.

10 Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels; aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.

11 Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.

   

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #719

Study this Passage

  
/ 10837  
  

719. Dat met het niet reine beest kwade neigingen worden aangeduid, blijkt uit hetgeen eerder ten aanzien van de reine beesten is gezegd en aangetoond; reine beesten heten zij, omdat zij zachtaardig, goed en nuttig zijn; niet reine beesten zijn het tegendeel: kwaadaardig, boos en onnuttig, en er zijn geslachten en soorten van. In het Woord worden zij ook uitgedrukt door wolven, beren, vossen, zwijnen en zo meer, en daarmee verschillende begeerten en boosaardigheden aangeduid. Dat hier gezegd wordt dat in de ark ook de onreine beesten kwade neigingen zullen worden binnengeleid, daarmee is het als volgt gesteld: hier wordt namelijk de mens van de Kerk beschreven, van welke aard hij was, en wel door de ark, en bijgevolg door datgene wat in de ark is of wat in de ark is binnengeleid, dat wil zeggen, wat bij de mens was vooraleer hij wedergeboren werd.

Bij hem waren de waarheden en de goedheden, waarmee hij voor de wedergeboorte door de Heer was toegerust en begiftigd, want zonder waarheden en goedheden kan nooit iemand wedergeboren worden. Hier nu wordt melding gemaakt van de boosheden die bij hem zijn, en die worden aangeduid door onreine beesten. Wanneer de mens wordt wedergeboren, zijn er boosheden die verstrooid moeten worden, dat wil zeggen, opgelost en gematigd door goedheden, want nooit kan enig daadwerkelijk of overgeërfd kwade bij de mens zo verdreven worden, dat het verdwijnt, maar het blijft ingeworteld; maar het wordt alleen opgelost en gematigd door de Heer door middel van goedheden, zodat het niet schaadt en tevoorschijn komt, hetgeen een nog onbekende verborgenheid is; de daadwerkelijke boosheden zijn het, die opgelost en gematigd worden, niet zozeer het overgeërfde kwaad, hetgeen eveneens onbekend is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl