The Bible

 

Hosea 5

Study

   

1 Hoort dit, gij priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want ulieden gaat dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt geworden te Mizpa, en een uitgespannen net op Thabor.

2 En die afwijken, verdiepen zich om te slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn.

3 Ik ken Efraim, en Israel is voor Mij niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, en Israel verontreinigd is.

4 Zij stellen hun handelingen niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de geest der hoererijen is in het midden van hen, en den HEERE kennen zij niet.

5 Dies zal Israel hovaardij in zijn aangezicht getuigen; en Israel en Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen.

6 Met hun schapen, en met hun runderen zullen zij dan gaan, om den HEERE te zoeken, maar niet vinden; Hij heeft Zich van hen onttrokken.

7 Zij hebben trouwelooslijk gehandeld tegen den HEERE; want zij hebben vreemde kinderen gewonnen; nu zal hen de nieuwe maand verteren met hun delen.

8 Blaast de bazuin te Gibea, de trompet te Rama; roept luide te Beth-Aven; achter u, Benjamin!

9 Efraim zal tot verwoesting worden, ten dage der straf; onder de stammen Israels heb Ik bekend gemaakt, dat gewis is.

10 De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, over hen uitgieten.

11 Efraim is verdrukt, hij is verpletterd met recht; want hij heeft zo gewild; hij heeft gewandeld naar het gebod.

12 Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den huize van Juda als een verrotting.

13 Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel van ulieden niet helen.

14 Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en henengaan; Ik zal wegvoeren, en er zal geen redder zijn.

15 Ik zal henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.

   

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #922

Study this Passage

  
/ 10837  
  

922. Dat de woorden ‘hij nam van alle reine beest, en van alle reine vogel’, de goedheden van de naastenliefde en de waarheden van het geloof betekenen, is eerder aangetoond; dat het beest de goedheden van de naastenliefde betekent, nrs. 45, 46, 142, 143, 246;

en de vogel de waarheden van het geloof, nrs. 40, 776.

De brandoffers geschiedden met ossen, lammeren en geiten, en met tortelduiven en jonge duiven, (Leviticus 1:3-18; Numeri 15:2-15; 28 : 1 tot het einde). De beesten waren rein, en elk van hen duidde in het bijzonder iets hemels aan, daar zij dit in de Oude Kerk betekenden, en in de volgende Kerken uitbeeldden, blijkt wel, dat de brandoffers en slachtoffers niets anders waren dan uitbeeldingen van de innerlijke godsdienst; en dat zij, wanneer zij van de innerlijke godsdienst gescheiden werden, afgodisch waren. Dit kan eenieder, zo hij maar gezond verstand heeft, zien, want wat is een altaar op zichzelf anders dan een hoop stenen, en wat een brandoffer en slachtoffer anders dan de slachting van een beest? Wil het een goddelijke eredienst zijn, dan moet het het hemelse uitbeelden, hetwelk men dient te weten en erkennen, en waaruit men Hem vereren zal, die het altaar en de offeringen uitbeelden. Dat dit uitbeeldingen van de Heer zijn geweest, kan niemand onbekend zijn, tenzij hij in het geheel niets van de Heer wil weten. Het zijn de innerlijke dingen, namelijk de naastenliefde en het geloof daaruit, waardoor men op Hem, die uitgebeeld wordt, moet zien, en Hem erkennen en in Hem geloven, hetgeen duidelijk uitkomt bij de profeten, zoals bij Jeremia:

‘Jehovah Zebaoth, de God Israëls, zei: Doet uw brandofferen tot uw slachtofferen, en eet vlees; Ik heb met uw vaderen niet gesproken, en hun niet geboden, ten dage als Ik hen uit het land Egypte uitvoerde, ten aanzien van de woorden van de brandoffers en de slachtoffers; maar dit woord heb Ik hun geboden, zeggende: Gehoorzaamt Mijn stem, en Ik zal u tot God zijn’, (Jeremia 7:21, 22, 23);

horen naar de stem of de stem gehoorzamen, welke in haar geheel op het enige gebod neerkomt, dat men God boven alles lief zal hebben, en de naaste als zichzelf, want hierin ligt de wet en de profeten, (Mattheüs 22:35-38); 7 : 12).

Bij David:

‘Jehovah, Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en gave, brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist; Uw wil te doen, o mijn God, heb ik begeerd, en Uw wet is in het midden van mijn ingewanden’, (Psalm 40:7, 9).

Bij Samuël, die tot Saul zei:

‘Heeft Jehovah welbehagen aan brandoffers en slachtoffers, als aan het gehoorzamen van de stem van Jehovah? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette van de rammen’, (1 Samuël 15:22);

wat ‘de stem gehoorzamen’ betekent, zie bij Micha:

‘Zal ik Jehovah tegenkomen met brandofferen? Met kalveren, de zonen van een jaar? Zou Jehovah een welgevallen hebben aan duizenden van rammen? Aan duizenden van oliebeken? Hij heeft u gewezen, o mens! Wat goed is, en wat eist Jehovah van u, dan recht te doen en de liefde van barmhartigheid, en zich te verootmoedigen al wandelend met zijn God’, (Micha 6:6, 7, 8);

dit is het, wat de brandoffers en de slachtoffers van reine beesten en vogels betekenen.

Bij Amos:

‘Zo gij Mij zult offeren brandofferen en uw gaven, zal Ik ze niet aannemen, en het dankoffer van uw vette [beesten] zal Ik niet aanzien; dat het gericht vloeie als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke rivier’, (Amos 5:22, 24);

het gericht is het ware, en de gerechtigheid is het goede, beide uit de naastenliefde, en zij zijn de brandoffers en de slachtoffers van de innerlijke mens.

Bij Hosea:

‘Barmhartigheid wil Ik en niet slachtoffers, en de erkentenis Gods meer dan brandoffers’, (Amos 6:6). Hieruit blijkt, wat de brandoffers en de slachtoffers zijn, daar waar geen naastenliefde en geen geloof is. Uit ditzelfde blijkt ook, dat de reine beesten en de reine vogels de goedheden van de naastenliefde en het geloof uitbeeldden, daar zij deze betekenden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl