The Bible

 

Ezechiël 7:11

Study

       

11 Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8211

Study this Passage

  
/ 10837  
  

8211. En het was in de morgenwake, dat dit de staat van de donkerheid en van de ondergang betekent van hen die in het valse vanuit het boze waren en de staat van verlichting en de zaliging van hen die in het ware vanuit het goede waren, staat vast uit de betekenis van de morgenwake, namelijk de staat van verlichting en zaliging en in de tegengestelde zin de staat van donkerheid en ondergang.

De oorzaak dat de morgenwake dit betekent, is dat de staten van het geloof en van de liefde in het andere leven, zich gedragen zoals de tijden van het etmaal in de wereld, namelijk zoals: morgen, middag, avond en nacht; en daarom stemmen die ook overeen, nrs. 2788, 5672, 5962, 6110, ook wisselen de staten bijna eender; het einde en de aanvang van die wisselingen is de morgen en in het bijzonder de ochtendschemering, want dan eindigt de nacht en begint de dag.

In die staat, waarmee de morgen overeenstemt, vangt de verlichting bij de goeden aan ten aanzien van de geloofswaarheden en de verwarming ten aanzien van de dingen die van de naastenliefde zijn; en omgekeerd; want dan vindt de overschaduwing plaats bij de bozen door de valsheden en worden zij koud door de boosheden; dus is de morgen voor dezen de staat van donkerheid en ondergang en voor de goeden de staat van verlichting en zaliging.

Uit deze hemelse staten ontstaan de staten van licht en warmte en ook de staten van donkerheid en koude op aarde, die ieder jaar en iedere dag worden afgewisseld; want alles wat in de natuurlijke wereld ontstaat, ontleent zijn opkomst en oorzaak aan de dingen die in de geestelijke wereld ontstaan, aangezien de gehele natuur niets anders is dan het uitbeeldende theater van het rijk van de Heer, nrs. 3483, 4939, 5173, 5962; vandaar de overeenstemmingen.

De wisselingen van licht en schaduw en ook van warmte en koude op aarde, zijn weliswaar uit de zon, namelijk uit het verschil van haar hoogten ieder jaar en iedere dag en in de streken van de aarde; maar deze oorzaken, die de naaste en in de natuurlijke wereld zijn, zijn geschapen volgens de dingen die in de geestelijke wereld zijn, zoals door haar eerdere oorzaken; de bewerksters van de latere oorzaken die in de natuurlijke wereld ontstaan; want er is in het natuurlijke nooit iets dat in de orde is, dat niet de oorzaak en de opkomst ontleent aan het geestelijke, dat wil zeggen, door het geestelijke aan het Goddelijke.

Omdat de morgen de aanvang van de verlichting en van de zaliging betekent met betrekking tot de goeden en de aanvang van de donkerheid en van de ondergang met betrekking tot de bozen, wordt daarom hier gezegd dat Jehovah in de morgenwake heenzag tot het kamp van de Egyptenaren en dat verstoorde en toen het rad van de wagens heenbewoog en hen uitstootte in het midden van de zee; en omgekeerd, dat Hij de zonen Israëls zaligde.

Hieruit kan nu vaststaan wat er in de geestelijke zin wordt aangeduid met deze teksten in het Woord die volgen, bij Jesaja: ‘In de dag zult gij uw plant doen groeien en in de morgen uw zaad bloeien’, (Jesaja 17:11).

Bij dezelfde: ‘Omstreeks de tijd van de avond, ziet, is er schrik, voordat de morgen is, is hij er niet’, (Jeremia 17:14).

Bij dezelfde: ‘Jehovah, wees hun arm iedere morgen, ook ons heil ten tijde van de benauwdheid’, (Jesaja 33:2).

Bij Ezechiël: ‘Zo zei de Heer Jehovih: ‘Een boze, een enkel boze, ziet, het komt, het einde komt, het komt, het einde, de morgen komt over u, gij bewoner des lands, nabij is de dag van het tumult’, (Ezechiël 7:5-7).

Bij Hosea: ‘Zo heeft Bethel u gedaan, vanwege de boosheid van uw boosheid, in de morgenstond zal uitroeiende de koning Israëls uitgeroeid worden’, (Hosea 10:15).

Bij David: ‘Doe mij onder de morgenstond Uw barmhartigheid horen, bevrijd mij van mijn vijanden, Jehovah’, (Psalm 143:8,9).

Verder dat de Heer ‘toen de dageraad opklom, Loth redde en op Sodom en Gomorra zwavel en vuur deed regenen’, (Genesis 19:15).

Omdat de morgen de staat van verlichting en zaliging van de goeden betekent en de staat van donkerheid en ondergang van de bozen, betekent de morgen daarom ook de tijd van het Laatste Gericht, wanneer degenen die in het goede zijn, gezaligd moeten worden en zij die in het boze zijn, zullen vergaan; dus betekent dit het einde van de vorige Kerk en de aanvang van de nieuwe Kerk en dit wordt aangeduid met het Laatste Gericht in het Woord, nrs. 900, 931, 1733, 1850, 2117-2133, 3353, 4057, 4535.

Dit wordt met de morgen aangeduid bij Daniël: ‘Hij zei tot mij: Tot aan de avond, de morgen, tweeduizenddriehonderd en dan zal het heilige gerechtvaardigd worden’, (Daniël 8:14).

Bij Zefanja: ‘Jehovah zal in de morgenstond, in de morgenstond het gericht geven in het licht; het zal ook niet ontbreken; Ik zal de natiën uitroeien en hun hoeken zullen verwoest worden’, (Zefanja 3:5,6); verder bij Jesaja: ‘Tot mij roepende uit Seïr: Wachter, wat is er van de nacht, wachter, wat is er van de nacht; de wachter zei: De morgen komt en ook de nacht; indien gij vraagt, vraagt; keert weder, komt’, (Jesaja 21:11,12).

Op deze plaatsen staat de morgen voor de Komst van de Heer en dan voor de verlichting en de zaliging, dus met betrekking tot de nieuwe Kerk; de nacht staat voor de staat van de mens en van de Kerk dan, namelijk dat zij dan in louter valsheden vanuit het boze zijn.

Er wordt gezegd de morgenwake, omdat de nacht was verdeeld in waken en daarvan was de laatste van de nacht en de eerste van de dag, de morgenwake.

Die wachters waren op de muren en zagen uit of de vijand kwam en door geroep kondigden zij aan wat zij zagen.

Onder hen wordt in de uitbeeldende innerlijke zin de Heer verstaan en onder de wacht Zijn aanhoudende tegenwoordigheid en bescherming, nr. 7989; zoals bij David: ‘Uw Wachter zal niet sluimeren, ziet, Hij zal niet sluimeren noch slapen, de Wachter van Israël; Jehovah is uw Wachter; Jehovah is uw schaduw over uw rechterhand; overdag zal u de zon niet steken of de maan ’s nachts; Jehovah zal u bewaren van elk boze Hij zal uw ziel bewaren’, (Psalm 121:3-6); en eveneens worden onder de wachters de profeten en de priesters verstaan en dus het Woord, bij Jesaja: ‘Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld, de ganse dag en de ganse nacht; zij zullen niet zwijgen, Jehovah gedenkende’, (Jesaja 62:6); en bij Jeremia: ‘Het is een dag, de wachters zullen roepen op de berg Efraïm: Staat op, opdat wij opklimmen tot Zion, tot Jehovah, onze God’, (Jeremia 31:6).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl