The Bible

 

Ezechiël 6

Study

   

1 En het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende:

2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen Israels, en profeteer tegen dezelve;

3 En zeg: Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren Heeren! Zo zegt de Heere Heere tot de bergen en tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten verderven.

4 Daartoe zullen uw altaren verwoest, en uw zonnebeelden verbroken worden; en Ik zal uw verslagenen nedervellen voor het aangezicht uwer drekgoden.

5 En Ik zal de dode lichamen der kinderen Israels voor het aangezicht hunner drekgoden leggen, en Ik zal uw beenderen rondom uw altaren strooien.

6 In al uw woningen zullen de steden verwoest en de hoogten tot wildernis worden, opdat uw altaren woest en eenzaam zijn, en uw drekgoden verbroken worden en ophouden, en uw zonnebeelden afgehouwen, en uw werken uitgedelgd worden.

7 En de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben.

8 Ik zal dan nog een overblijfsel laten, als gij enigen zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid worden.

9 Dan zullen uw ontkomenen Mijner gedenken onder de heidenen, waar zij gevankelijk zullen geworden zijn, omdat Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken is, en door hun ogen, die hun drekgoden nahoereren; en zij zullen een walging aan zichzelven hebben over de boosheden, die zij in al hun gruwelen gedaan hebben.

10 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik heb niet tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen.

11 Zo zegt de Heere Heere: Sla met uw hand, en stamp met uw voet, en zeg: Ach, over alle gruwelen der boosheden van het huis Israels; want zij zullen door het zwaard, door den honger en door de pestilentie vallen.

12 Die verre af is, zal door de pest sterven, en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die overgebleven en belegerd is, zal door honger sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbrengen.

13 Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als hun verslagenen in het midden hunner drekgoden rondom hun altaren wezen zullen op alle hoge heuvelen, op alle toppen der bergen, en onder allen groenen boom, en onder alle dichte eiken, de plaats, alwaar zij al hun drekgoden liefelijken reuk maakten.

14 Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken, en zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen bevinden, dat Ik de HEERE ben.

   

The Bible

 

Ezechiël 21:19

Study

       

19 Gij nu, mensenkind, stel u twee wegen voor, waardoor het zwaard des konings van Babel komt; uit een land zullen zij beide voortkomen; en kies een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg der stad.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5899

Study this Passage

  
/ 10837  
  

5899. Tot een grote ontkoming; dat dit de bevrijding uit de verdoemenis betekent, staat vast uit de betekenis van de ontkoming, namelijk de bevrijding uit de verdoemenis; deze bevrijding vindt plaats door de overblijfselen, dat wil zeggen door de goede en de ware dingen die bij de mens door de Heer zijn weggeborgen; zij die deze goede en ware dingen opnemen, dat wil zeggen, die dulden dat zij in hun innerlijke dingen worden ingeplant, ontkomen de verdoemenis en zijn onder de overgeblevenen; vandaar komt het dat de ontkoming hier en daar in het Woord wordt vermeld, waar van overgeblevenen en van overblijfselen sprake is, zoals hier door Jozef; en elders, zoals bij Jesaja:

‘Te dien dage zal de vrucht des lands zijn tot pracht en tot sieraad voor de ontkoming van Israël en het zal geschieden, de overgelatene in Zion en de overgeblevene in Jeruzalem zal heilig geheten worden’, (Jesaja 4:2, 3).

Bij dezelfde:

‘Te dien dage zullen zij niet langer voortgaan, de overblijfselen Israëls en de ontkoming van het huis Jakobs, te steunen op hem die hen geslagen heeft’, (Jesaja 10:20-22).

Bij dezelfde:

‘Bovendien zal de overgebleven ontkoming van het huis van Jehudah nederwaarts wortel schieten en opwaarts vrucht maken; want vanuit Jeruzalem zullen de overblijfselen uitgaan en de ontkoming vanuit de berg van Zion’, (Jesaja 37:31, 32).

Bij Ezechiël:

‘Ik zal overgeblevenen maken, wanneer gij aan het zwaard ontkomenen zult hebben onder de natiën; wanneer gij in het land zult verstrooid zijn, dan zullen uw ontkomenen Mijner gedenken’, (Ezechiël 6:8, 9).

Bij Joël: ’Het zal geschieden, al wie de Naam van Jehovah zal hebben aangeroepen, hij zal ontkomen; omdat in de berg Zions en in Jeruzalem ontkoming zal zijn, gelijk als Jehovah heeft gezegd en onder de overgeblevenen die Jehovah roept’, (Joël 2:32).

Bij Jeremia:

‘Er zal geen ontkomer zijn, of een overgeblevene voor de overblijfselen van Jehudah’, (Jeremia 44:12, 14). Uit deze plaatsen blijkt wat ontkomen is, namelijk dat zij die ontkomen diegenen zijn die overblijfselen hebben en dat ontkomen is bevrijd worden van de verdoemenis.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl