The Bible

 

Ezechiël 6

Study

   

1 En het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende:

2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen Israels, en profeteer tegen dezelve;

3 En zeg: Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren Heeren! Zo zegt de Heere Heere tot de bergen en tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten verderven.

4 Daartoe zullen uw altaren verwoest, en uw zonnebeelden verbroken worden; en Ik zal uw verslagenen nedervellen voor het aangezicht uwer drekgoden.

5 En Ik zal de dode lichamen der kinderen Israels voor het aangezicht hunner drekgoden leggen, en Ik zal uw beenderen rondom uw altaren strooien.

6 In al uw woningen zullen de steden verwoest en de hoogten tot wildernis worden, opdat uw altaren woest en eenzaam zijn, en uw drekgoden verbroken worden en ophouden, en uw zonnebeelden afgehouwen, en uw werken uitgedelgd worden.

7 En de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben.

8 Ik zal dan nog een overblijfsel laten, als gij enigen zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid worden.

9 Dan zullen uw ontkomenen Mijner gedenken onder de heidenen, waar zij gevankelijk zullen geworden zijn, omdat Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken is, en door hun ogen, die hun drekgoden nahoereren; en zij zullen een walging aan zichzelven hebben over de boosheden, die zij in al hun gruwelen gedaan hebben.

10 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik heb niet tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen.

11 Zo zegt de Heere Heere: Sla met uw hand, en stamp met uw voet, en zeg: Ach, over alle gruwelen der boosheden van het huis Israels; want zij zullen door het zwaard, door den honger en door de pestilentie vallen.

12 Die verre af is, zal door de pest sterven, en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die overgebleven en belegerd is, zal door honger sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbrengen.

13 Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als hun verslagenen in het midden hunner drekgoden rondom hun altaren wezen zullen op alle hoge heuvelen, op alle toppen der bergen, en onder allen groenen boom, en onder alle dichte eiken, de plaats, alwaar zij al hun drekgoden liefelijken reuk maakten.

14 Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken, en zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen bevinden, dat Ik de HEERE ben.

   

The Bible

 

Ezechiël 21:19

Study

       

19 Gij nu, mensenkind, stel u twee wegen voor, waardoor het zwaard des konings van Babel komt; uit een land zullen zij beide voortkomen; en kies een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg der stad.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4552

Study this Passage

  
/ 10837  
  

4552. En Jakob verborg ze onder de eikenboom die naast Sichem was; dat dit de eeuwige verwerping betekent, staat vast uit de betekenis van verbergen, namelijk verwerpen en zoals dode dingen begraven; en uit de betekenis van onder de eikenboom, namelijk tot in het eeuwige; want, omdat de eik een boom is die een zeer hoge ouderdom bereikt, betekende hij het voortdurende wanneer iets daaronder werd verborgen; en eveneens betekende hij datgene wat doorelkaar verward was en bovendien dat wat begoochelend en vals was, aangezien het laagste van het natuurlijke naar verhouding doorelkaar verward is en begoochelend is, in zover het zijn wetenschappelijke en zijn wellustige ontleent aan de zinlijke dingen die van het lichaam zijn, dus aan de begoochelingen; met de eik immers wordt in het bijzonder het laagste van het natuurlijke aangeduid, dus in de goede zin de ware en de goede dingen die daar zijn en in de tegenovergestelde zin de boze en de valse dingen die daar zijn. Wanneer eveneens de valse dingen worden verwijderd bij de wederverwekte mens, dan worden zij ook tot het laagste van het natuurlijke teruggeworpen; daarom schijnen zij wanneer de mens in oordeel gerijpt is en inzicht heeft verkregen en vooral wanneer hij verstandig en wijs is geworden, verder verwijderd van het innerlijk gezicht.

Bij de wederverwekte mens immers zijn de ware dingen in het binnenste van zijn natuurlijke naast het goede, dat daar is zoals een kleine zon; de ware dingen die daarvan afhangen, staan verder daarvan af al naar de graden als het ware van de bloed- en aanverwantschap met het goede; de begoochelende ware dingen zijn aan de uiterlijke omtrekken en de valse dingen zijn tot de buitenste dingen teruggeworpen; deze dingen blijven voor altijd bij de mens, maar zij zijn in deze orde, wanneer de mens zich door de Heer laat leiden; deze orde immers is de hemelse orde, want de hemel zelf is in zo’n orde; maar wanneer de mens zich niet door de Heer laat leiden, maar door het boze, dan zijn zij in de tegenovergestelde orde; in het midden is dan het boze met de valsheden en tot de omtrekken zijn de ware dingen teruggeworpen en tot de laatste omtrekken de eigenlijke Goddelijke ware dingen zelf; dit is de helse orde, want de hel is in zo’n orde; de buitenste omtrekken zijn de laagste dingen van het natuurlijke. Dat eiken de valse dingen zijn, die de laatste dingen van het natuurlijke zijn, komt omdat in de Oude Kerk, toen er een uiterlijke eredienst was, die uitbeeldend was voor het rijk van de Heer, alle bomen van onverschillig welke soort iets geestelijks of hemels betekenden, zoals de olijfboom en de olie daaruit de dingen die van de hemelse liefde zijn, de wijnstok en de wijn daaruit de dingen die van de naastenliefde en daar vanuit van het geloof zijn en zo verder ook de overige bomen, zoals: de ceder, de vijgenboom, de populier, de beuk, de eik; en wat deze betekenden, werd hier en daar in de ontvouwingen getoond; daarvandaan komt het dat die in het Woord zo vaak worden vermeld en eveneens in het algemeen: tuinen, bossen en wouden en dat zij daarin onder bepaalde bomen hun eredienst hadden; maar omdat de eredienst afgodisch werd en het nageslacht van Jakob, bij wie het uitbeeldende van de Kerk moest worden geïnstaureerd, tot afgodische dingen geneigd was en vandaar zo vele afgodsbeelden opstelde, werd het hun daarom verboden om de eredienst te hebben in tuinen en bossen en onder de bomen daar, maar toch hielden de bomen hun betekenis; vandaar nu komt het dat niet alleen de meer edele bomen, zoals: olijfbomen, wijnstokken en ceders, maar ook populieren, beuken en eiken in het Woord, daar waar zij worden vermeld, iets betekenen, elk zoals in de Oude Kerk. Dat eiken in de goede zin de ware en de goede dingen betekenen die de laagste dingen van het natuurlijke zijn en in de tegenovergestelde zin de valse en de boze dingen, staat vast uit die plaatsen in het Woord waar die worden vermeld, wanneer die in de innerlijke zin worden verstaan, zoals bij Jesaja:

‘Die Jehovah verlaten, zullen voleindigd worden, omdat zij beschaamd zullen worden vanwege de eiken die gijlieden hebt verlangd; en gij zult zijn zoals een eik die zijn bladeren afwerpt en zoals een tuin die geen wateren heeft’, (Jesaja 1:29, 30).

Bij dezelfde:

‘De dag van Jehovah Zebaoth over al het verhevene en nederige en over alle cederen van Libanon en over alle eiken van Basan’, (Jesaja 2:12, 13);

dat de dag van Jehovah niet zal zijn over de cederen en de eiken, kan eenieder weten, maar over hen die daarmee worden aangeduid.

Bij dezelfde:

‘Die een god vormt, houwt zich cederen af en hij neemt de beuk en de eik en hij vestigt voor zich in de bomen des wouds’, (Jesaja 44:14).

Bij Ezechiël:

‘Gij zult erkennen dat Ik Jehovah ben, wanneer hun doorboorden in het midden der afgoden rondom hun altaren zullen wezen, op alle hoge heuvel, in alle hoofden der bergen en onder alle groenende boom en onder alle verwarde eik, ter plaatse waar zij al hun afgoden de reuk der rust hebben gegeven’, (Ezechiël 6:13). De Ouden hadden ook de eredienst op de heuvels en de bergen, omdat de heuvels en de bergen de hemelse liefde betekenden, maar wanneer de eredienst door de afgodendienaren werd gehouden, zoals hier, betekenen zij de liefde van zich en van de wereld, nrs. 795, 796, 1430, 2722, 4210;

en onder de bomen, omdat zij, zoals eerder gezegd, volgens hun soorten aanduidend waren; onder de verwarde eik wil hier zeggen vanuit de valse dingen die de laatste dingen van het natuurlijke zijn, want die zijn in het verwarde, nr. 2831.

Bij Hosea:

‘Op de hoofden der bergen slachtofferen zij, op de heuvelen roken zij, onder de eik, de populier en de steeneik, omdat de schaduw ervan goed is; daarom hoereren uw dochters en echtbreken uw schoondochters’, (Hosea 4:13);

dat hoereren is de ware dingen vervalsen en echtbreken is de goede dingen verdraaien, zie de nrs. 2466, 2729, 3399.

Bij Zacharia:

‘Open uw deuren, o Libanon en het vuur vertere de cederen, omdat de prachtigen zijn verwoest; huilt, gij eiken van Basan, omdat het woud van Bazar is nedergekomen’, (Zacharia 11:1, 2).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl