The Bible

 

Ezechiël 48:12

Study

       

12 En het geofferde van het hefoffer des lands zal hunlieden een heiligheid der heiligheden zijn, aan de landpale der Levieten.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #402

Study this Passage

  
/ 10837  
  

402. Dat de gebouwde stad al het tot de leer behorende en het daaruit voortvloeiende ketterse betekent, blijkt uit het Woord overal waar de naam van een stad voorkomt; er wordt daar nergens een stad bedoeld maar een bepaalde leer of ketterij; want wat een stad of de naam van enige stad is, weten de engelen in het geheel niet, want zij hebben geen enkele voorstelling van een stad, daar hun voorstellingen, als eerder aangetoond, op geestelijke en hemelse dingen zijn gericht. Maar alleen worden zij innerlijk gewaar wat steden betekenen; zo wordt onder de Heilige Stad, welke ook het heilige Jeruzalem wordt genoemd, niets anders verstaan dan het rijk van de Heer in het geheel, of in het bijzonder bij eenieder in wie het rijk van de Heer is; met de stad of de berg Zion is het evenzo het geval: onder het laatstgenoemde wordt het hemelse van het geloof, onder het eerstgenoemde het geestelijke van het geloof verstaan; het hemelse zelf en het geestelijke zelf wordt ook beschreven door: steden, paleizen, huizen, muren, fundamenten van muren, bolwerken, poorten, grendelen, en de tempel in het midden; zoals bij (Ezechiël 48, in de Openbaring 21:15);

tot het einde; het wordt het Heilige Jeruzalem genoemd, aldaar vers 2-10, bij (Jeremia 31:38);

bij David de stad Gods, het heiligdom der woningen van de Allerhoogste, (Psalm 46:5);

bij Ezechiël wordt de stad:

‘Jehovah is aldaar’ genoemd, (Ezechiël 48:35);

waarover bij Jesaja:

‘De zonen van de vreemdelingen zullen uw muren bouwen; allen, die u gelasterd hebben, zullen zich neerbuigen aan de zolen van uw voeten, en zij zullen u noemen de stad van Jehovah, Zion van de Heilige Israëls’, (Jesaja 60:10-14); bij Zacharia:

‘Jeruzalem, stad van de waarheid en de berg Zions de berg der heiligheid’, (Zacharia 8:3);

alwaar de stad van de waarheid of Jeruzalem het geestelijke van het geloof betekent, berg van de heiligheid of berg Zions het hemelse van het geloof. Zoals ook de hemelse en geestelijke dingen van het geloof wordt uitgebeeld door de stad, evenzo werden alle dingen van de leer aangeduid door de steden van Jehuda en Israël, welke dan ook wanneer zij genoemd werden, de een of andere leerstelling in het bijzonder betekenden, maar welke, kan niemand weten, tenzij uit de innerlijke zin. Zoals nu met steden de dingen van de leer zijn aangeduid, zo zijn door steden ook ketterijen aangeduid, en wanneer zij genoemd worden, betekenen zij ook een of andere dwaalleer in het bijzonder; hier zullen we alleen opmerken, dat stad in het algemeen de dingen van de leer of ketterij aanduidt, wat kan blijken uit de navolgende plaatsen van Jesaja:

‘Te dien dagen zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaän, en zwerende Jehovah Zebaoth; de ene zal stad Cheres genoemd zijn’, (Jesaja 19:18);

waar gehandeld wordt over de kennis van de geestelijke en hemelse dingen ten tijde van de komst van de Heer; bij dezelfde:

‘Vol van gedruis, woelige stad, huppelende stad’, (Jesaja 22:1, 2);

alwaar sprake is van de fantasie.

Bij Jeremia:

‘De steden van het zuiden zijn toegesloten, en er is niemand die ze opent’, (Jeremia 13:19);

alwaar gehandeld wordt over hen, die in het zuiden, of in het licht van de waarheid zijn, en het uitblussen.

Bij dezelfde:

‘Jehovah heeft gedacht te verderven de muur van de dochter van Zion. Hij maakt de voormuur en de muur treurig, tezamen zijn zij verzwakt; haar poorten zijn in de aarde verzonken, Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken’, (Klaagliederen 2:8, 9);

eenieder kan hier zien dat, met muur, voormuur, poorten en grendelen niets anders wordt verstaan dan leerstukken. Evenzo bij Jesaja:

‘Dit lied zal gezongen worden in het land van Juda; wij hebben een sterke stad, het heil zal muren en voorschansen zetten; opent de poorten, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart’, (Jesaja 26:1, 2).

Bij dezelfde:

‘Ik zal U verhogen, Uw naam zal ik bekennen, Gij hebt van de stad een steenhoop gemaakt, de vaste stad tot een vervallen hoop, het paleis van de vreemdelingen, dat een stad was, in eeuwigheid zal hij niet herbouwd worden; daarom zal U een machtig volk eren, de stad van de tirannieke heidenen zal U vrezen’, (Jesaja 25:1, 2, 3);

waar het evenmin over een of andere stad gaat. In de profetie van Bileam: Edom zal een erfelijke bezitting zijn, en er zal een uit Jakob heersen, en het overige uit de stad ombrengen’, (Numeri 24:19);

alwaar eenieder kan zien, dat stad niet stad betekent; bij Jesaja:

‘De woeste stad der ijdelheid is verbroken, al de huizen staan gesloten, dat er niemand inkomen kan; er is een klaaglijk geroep op de straten, om des wijns wil’, (Jesaja 24:10, 11);

waar de stad der ijdelheid staat voor leegheid van de leer; hier en elders betekenen straten dat wat tot de stad behoort, het valse of het ware.

Bij Johannes:

‘Toen de zevende engel de fiool leeggoot, is de grote stad in drie delen gescheurd, en de steden van de heidenen vielen’, (Openbaring 16:19). Het kan eenieder duidelijk zijn, dat de grote stad een dwaalleer is, en de steden van de heidenen eveneens; ook wordt verklaard dat de grote stad de vrouw is, die hij zag, (Openbaring 17:18);

en eerder is aangetoond dat de vrouw zo’n Kerk is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl