The Bible

 

Ezechiël 45:24

Study

       

24 Ook zal hij een spijsoffer bereiden, een efa tot een var, en een efa tot een ram; en een hin olie tot een efa.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10262

Study this Passage

  
/ 10837  
  

10262. Een hin; dat dit de hoeveelheid van de verbinding betekent, staat vast uit de betekenis van de hin, die een maat van vloeistoffen was, hier van olie, dus de hoeveelheid van de verbinding.

Met de olie wordt immers het hemels Goddelijk Goede van de Heer aangeduid, dat het verbindende zelf is van alle dingen in de hemelen; vandaar wordt met de maat ervan de hoeveelheid van de verbinding en de hoedanigheid van de verbinding aangeduid.

Dat het hemels Goddelijk Goede van de Heer het verbindende zelf is van alle dingen, is omdat dit het Zijn Zelf van het leven van alles is; het maakt immers alles levend door het Goddelijk Ware voortgaande vanuit dat Goddelijk Goede en het maakt levend volgens de hoedanigheid van de opneming.

De engelen zijn de opnemingen en eveneens de mensen; de waarheden en de goedheden bij hen geven het hoedanige; hierdoor immers vindt de opneming plaats, dus de verbinding.

Twee maten die tot heilig gebruik dienden, worden in het Woord vermeld: de ene voor vloeistoffen, die de hin werd genoemd, de andere voor vaste stoffen, die de efa werd genoemd.

Met de hin werd de olie en de wijn gemeten en met de efa het meel en de bloem; de maat hin die voor de olie en de wijn was, werd in vieren verdeeld; en de maat efa werd in tienen verdeeld.

Dat de maat hin in vieren was verdeeld, had als oorzaak, dat het opnemende zou worden aangeduid, want vier is de verbinding en dat de maat efa in tienen was verdeeld, had als oorzaak, dat het opnemende zou worden aangeduid en de hoedanigheid ervan werd met getallen aangewezen, want tien betekent veel, alles en het volle.

Dat vier de verbinding is, zie de nrs. 8877, 9601, 9674, 10136, 10137; en dat tien veel, alles en het volle is, evenzo honderd, nrs. 1988, 3107, 4400, 4638, 8468, 8540, 9745, 10253.

Dat de maat hin voor de olie en de wijn bij de slachtoffers was, en dat zij in vieren was verdeeld en de maat efa voor het meel en de bloem, dat voor het spijsoffer in de slachtoffers was, kan vaststaan in (Exodus 29:40; Leviticus 5:11; 23:13; Numeri 15:3-10; 28:5,7,14).

Hieruit blijkt dat met de hin de hoeveelheid van de verbinding wordt aangeduid en met de efa de hoeveelheid van de opneming; de olie verbond ook de meelbloem en deze nam op, want in het spijsoffer was olie en meelbloem.

Bovendien waren er ook andere maten die algemeen werden gebruikt, zowel voor vaste stoffen als voor vloeistoffen: de maten voor de vaste stoffen werden homer en omer genoemd en de maten voor de vloeistoffen kor en bath.

Een homer hield tien efa’s in en een efa tien omers en een kor hield tien bath in en een bath tien kleinere delen, (Exodus 16:36; Ezechiël 45:11,13,24).

Maar bij Ezechiël, waar over de nieuwe tempel wordt gehandeld, bestaat een andere verdeling van efa en bath; daar worden efa en bath niet verdeeld in tienen, maar in zessen en daar stemt de hin overeen met de efa, zoals blijkt bij de profeet, (Ezechiël 45:13,14,24; 46:5,7,11,14).

De oorzaak hiervan is dat daar niet wordt gehandeld over het hemels goede en de verbinding ervan, maar over het geestelijk goede en over de verbinding dáárvan; en in het geestelijk rijk stemmen de getallen twaalf, zes en drie overeen, aangezien daarmee alle dingen worden aangeduid en wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de ware en de goede dingen, alles van het ware en het goede in samenvatting.

Dat dit wordt aangeduid met twaalf, zie de nrs. 3272, 3858, 3913, 7973; ook met zes, nrs. 3960, 7973, 8148, 10217; eender met drie, waarmee wordt aangeduid van het begin tot het einde, dus het volle en ten aanzien van de dingen, alles, nrs. 2788, 4495, 5159, 7715, 9825, 10127.

Dat deze getallen eendere dingen behelzen, is omdat de grotere getallen iets eenders betekenen als de enkelvoudige, waaruit zij door vermenigvuldiging ontstaan, nrs. 5291, 5335, 5708, 7973.

Aangezien met de hin wordt aangeduid de hoeveelheid van de verbinding, ook met het geestelijk ware, werd daarom eveneens met het spijsoffer in de slachtoffers van een ram het derde deel van een hin olie genomen en tot het drankoffer een derde deel wijn, (Numeri 15:6,7); met de ram immers wordt het geestelijk goede aangeduid, nrs. 2830, 9991.

Hieruit wordt nu opnieuw duidelijk, dat met de getallen in het Woord dingen worden aangeduid; waartoe zou anders de aanwijzing van hoeveelheid en maat door getallen dienen, die zo vaak voorkomen bij Mozes en bij Ezechiël en elders voorkomt?

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8540

Study this Passage

  
/ 10837  
  

8540. En een omer is het tiende deel van een efa; dat dit de hoeveelheid van het goede betekent, toen, staat vast uit de betekenis van een omer, omdat die het tiende deel van een efa was, dus de voldoende hoeveelheid; met tien immers wordt het volle aangeduid, nr. 3107, vandaar met het tiende deel een voldoende hoeveelheid, nr. 8468; en uit de betekenis van de efa, namelijk het goede.

Dat de efa het goede is, komt omdat daarmee en met de omer droge dingen, die tot spijs van dienst waren, werden gemeten, zoals: tarwe, gerst, meelbloem; en met de stoffen die tot de voeding behoren, worden de goedheden aangeduid en met de bath en met de hin werden de vloeistoffen die tot drank dienden, gemeten; vandaar worden met deze maten waarheden aangeduid; de houder of bevatter neemt deze betekenis aan van de inhoud.

Dat de efa tot maat heeft gediend, blijkt uit deze plaatsen; bij Mozes: ‘Een efa der gerechtigheid en een hin der gerechtigheid zult gij hebben’, (Leviticus 19:36).

Bij Ezechiël: ‘De efa en de bath zullen één maat hebben, omdat de efa het tiende van een omer is’, (Ezechiël 45:11).

Bij dezelfde: ‘Weegschalen der gerechtigheid en een efa der gerechtigheid en een bath der gerechtigheid zult gij hebben’, (Ezechiël 45:10); evenzo voor een maat bij (Amos 8:5).

Dat de efa het goede is, blijkt uit die plaatsen waar over het spijsoffer wordt gehandeld, waarvoor meel of meelbloem met de efa werd afgemeten, zoals in (Leviticus 5:11; Numeri 5:15; 28:5; Ezechiël 45:24; 46:7,11); en het spijsoffer betekent het goede.

En eveneens bij Zacharia: ‘De engel die in mij sprak, zei tot mij: Hef, ik bid u, de ogen op, wat is dit dat uitgaat. En ik zei: Wat is dit. Hij zei: Dit is de efa, uitgaande. Verder zei hij: Dit is hun oog in het gehele land. En zie, een talent van lood werd opgeheven en er was tegelijk een vrouw, deze zittend in het midden van de efa. Verder zei hij: Deze is het boze en hij wierp haar in het midden van de efa en hij wierp een steen van lood op de mond ervan. En ik hief mijn ogen op en ik zag, toen zie, twee vrouwen uitgaande en wind was in haar vleugels; zij hadden een tweetal vleugels zoals de vleugels van een ooievaar; en zij hieven de efa op tussen de aarde en tussen de hemel; en ik zei tot de engel die in mij sprak: Waarheen brengen zij de efa; en hij zei tot mij: Om haar een huis te bouwen in het land Sinear; en het zal bereid worden en zij zal daar blijven op haar zetel’, (Zacharia 5:5-11).

Wat deze tekst betekent, kan nooit iemand weten tenzij uit de innerlijke zin en tenzij hij daaruit weet wat de efa is, wat de vrouw in het midden ervan, wat de steen van lood op de mond van de efa en verder wat Sinear.

Uit de afzonderlijke dingen, wanneer die zijn losgewikkeld, blijkt duidelijk dat de ontwijding wordt aangeduid die in die periode in de Kerk was, met de efa immers wordt het goede aangeduid, met de vrouw het boze, zoals daar openlijk wordt gezegd; met de steen van lood het valse van het boze dat toesluit; de steen is immers het uiterlijk en uitwendig ware en vandaar in de tegengestelde zin het valse, nrs. 643, 1298, 3720, 6426 en het lood is het boze, nr. 8298; dus wordt met de vrouw in het midden van de efa, op de mond waarvan de steen van lood was, aangeduid het boze in het door het valse toegesloten goede, wat hetzelfde is als het profane, want het profane is het boze dat verbonden is met het goede, nr. 6348; de twee vrouwen opheffende de efa tussen de hemel en de aarde, zijn de Kerken, nrs. 252, 253, door welk het profane werd verbannen; Sinear, waarheen de vrouw in de efa werd gevoerd, is de uiterlijke eredienst, waarin van binnen het profane is, nrs. 1183, 1292.

Vervolg over de geesten en de inwoners van de planeet Jupiter.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl