The Bible

 

Ezechiël 45:15

Study

       

15 Voorts een lam uit de kudde, uit de tweehonderd, uit het waterrijke land van Israel, tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere Heere.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10262

Study this Passage

  
/ 10837  
  

10262. Een hin; dat dit de hoeveelheid van de verbinding betekent, staat vast uit de betekenis van de hin, die een maat van vloeistoffen was, hier van olie, dus de hoeveelheid van de verbinding.

Met de olie wordt immers het hemels Goddelijk Goede van de Heer aangeduid, dat het verbindende zelf is van alle dingen in de hemelen; vandaar wordt met de maat ervan de hoeveelheid van de verbinding en de hoedanigheid van de verbinding aangeduid.

Dat het hemels Goddelijk Goede van de Heer het verbindende zelf is van alle dingen, is omdat dit het Zijn Zelf van het leven van alles is; het maakt immers alles levend door het Goddelijk Ware voortgaande vanuit dat Goddelijk Goede en het maakt levend volgens de hoedanigheid van de opneming.

De engelen zijn de opnemingen en eveneens de mensen; de waarheden en de goedheden bij hen geven het hoedanige; hierdoor immers vindt de opneming plaats, dus de verbinding.

Twee maten die tot heilig gebruik dienden, worden in het Woord vermeld: de ene voor vloeistoffen, die de hin werd genoemd, de andere voor vaste stoffen, die de efa werd genoemd.

Met de hin werd de olie en de wijn gemeten en met de efa het meel en de bloem; de maat hin die voor de olie en de wijn was, werd in vieren verdeeld; en de maat efa werd in tienen verdeeld.

Dat de maat hin in vieren was verdeeld, had als oorzaak, dat het opnemende zou worden aangeduid, want vier is de verbinding en dat de maat efa in tienen was verdeeld, had als oorzaak, dat het opnemende zou worden aangeduid en de hoedanigheid ervan werd met getallen aangewezen, want tien betekent veel, alles en het volle.

Dat vier de verbinding is, zie de nrs. 8877, 9601, 9674, 10136, 10137; en dat tien veel, alles en het volle is, evenzo honderd, nrs. 1988, 3107, 4400, 4638, 8468, 8540, 9745, 10253.

Dat de maat hin voor de olie en de wijn bij de slachtoffers was, en dat zij in vieren was verdeeld en de maat efa voor het meel en de bloem, dat voor het spijsoffer in de slachtoffers was, kan vaststaan in (Exodus 29:40; Leviticus 5:11; 23:13; Numeri 15:3-10; 28:5,7,14).

Hieruit blijkt dat met de hin de hoeveelheid van de verbinding wordt aangeduid en met de efa de hoeveelheid van de opneming; de olie verbond ook de meelbloem en deze nam op, want in het spijsoffer was olie en meelbloem.

Bovendien waren er ook andere maten die algemeen werden gebruikt, zowel voor vaste stoffen als voor vloeistoffen: de maten voor de vaste stoffen werden homer en omer genoemd en de maten voor de vloeistoffen kor en bath.

Een homer hield tien efa’s in en een efa tien omers en een kor hield tien bath in en een bath tien kleinere delen, (Exodus 16:36; Ezechiël 45:11,13,24).

Maar bij Ezechiël, waar over de nieuwe tempel wordt gehandeld, bestaat een andere verdeling van efa en bath; daar worden efa en bath niet verdeeld in tienen, maar in zessen en daar stemt de hin overeen met de efa, zoals blijkt bij de profeet, (Ezechiël 45:13,14,24; 46:5,7,11,14).

De oorzaak hiervan is dat daar niet wordt gehandeld over het hemels goede en de verbinding ervan, maar over het geestelijk goede en over de verbinding dáárvan; en in het geestelijk rijk stemmen de getallen twaalf, zes en drie overeen, aangezien daarmee alle dingen worden aangeduid en wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de ware en de goede dingen, alles van het ware en het goede in samenvatting.

Dat dit wordt aangeduid met twaalf, zie de nrs. 3272, 3858, 3913, 7973; ook met zes, nrs. 3960, 7973, 8148, 10217; eender met drie, waarmee wordt aangeduid van het begin tot het einde, dus het volle en ten aanzien van de dingen, alles, nrs. 2788, 4495, 5159, 7715, 9825, 10127.

Dat deze getallen eendere dingen behelzen, is omdat de grotere getallen iets eenders betekenen als de enkelvoudige, waaruit zij door vermenigvuldiging ontstaan, nrs. 5291, 5335, 5708, 7973.

Aangezien met de hin wordt aangeduid de hoeveelheid van de verbinding, ook met het geestelijk ware, werd daarom eveneens met het spijsoffer in de slachtoffers van een ram het derde deel van een hin olie genomen en tot het drankoffer een derde deel wijn, (Numeri 15:6,7); met de ram immers wordt het geestelijk goede aangeduid, nrs. 2830, 9991.

Hieruit wordt nu opnieuw duidelijk, dat met de getallen in het Woord dingen worden aangeduid; waartoe zou anders de aanwijzing van hoeveelheid en maat door getallen dienen, die zo vaak voorkomen bij Mozes en bij Ezechiël en elders voorkomt?

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4638

Study this Passage

  
/ 10837  
  

4638. Dan zal het koninkrijk der hemelen eender worden aan tien maagden, betekent de laatste tijd van de Oude Kerk en de eerste tijd van de Nieuwe; de Kerk is het rijk van de Heer op aarde; de tien maagden zijn allen die in de Kerk zijn, namelijk zowel degenen die in het goede en het ware zijn, als zij die in het boze en het valse zijn; tien zijn in de innerlijke zin de overblijfselen en eveneens het volle, dus allen; en de maagden zijn zij die in de Kerk zijn; en dus eveneens elders in het Woord. Die haar lampen nemende, betekent de geestelijke dingen waarin het hemelse is, of de ware dingen waarin het goede is, of wat hetzelfde is, het geloof waarin de naastenliefde jegens de naaste is, en de naastenliefde waarin de liefde tot de Heer is; de olie immers is het goede van de liefde, waarover hierna; maar de lampen waarin de olie niet is, zijn dezelfde dingen waarin het goede niet is. Uitgingen, de Bruidegom tegemoet, betekent hun opneming. Vijf nu van haar waren voorzichtig, vijf echter dwaas, betekent een deel van hen die in de ware dingen zijn waarin het goede is en een deel van hen die in de ware dingen zijn, waarin niet het goede is; eerstgenoemden zijn de voorzichtigen, laatstgenoemden zijn de dwazen; vijf zijn in de innerlijke zin enigen, hier dus een deel van hen. Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen niet olie met zich, betekent dat zij niet het goede van de naastenliefde in de ware dingen hadden; de olie is in de innerlijke zin het goede van de naastenliefde en van de liefde. De voorzichtigen echter namen olie in haar vaten met haar lampen, betekent dat zij het goede van de naastenliefde en van de liefde in hun ware dingen hadden; de vaten zijn de leerstellige dingen van het geloof. Daar echter de Bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig en vielen in slaap, betekent het uitstellen en als gevolg daarvan de twijfel; sluimerig worden is in de innerlijke zin ten gevolge van het uitstel sloom worden in de dingen die van de Kerk zijn; en in slaap vallen is twijfel koesteren; de voorzichtigen een twijfel waarin het bevestigende is, de dwazen een twijfel waarin het ontkennende is. Te middernacht echter geschiedde een geroep, betekent de tijd die de laatste van de Oude Kerk en de eerste van de Nieuwe Kerk is; het is deze tijd die in het Woord de nacht wordt genoemd, wanneer over de staat van de Kerk wordt gehandeld; het geroep is de verandering. Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet, betekent dat wat het gericht betreft, namelijk de aanvaarding en de verwerping. Toen werden al die maagden gewekt en zij maakten haar lampen gereed, betekent de voorbereiding van allen, want zij die in de ware dingen zijn waarin het goede niet is, geloven dat zij evenzeer aanvaard worden als zij die in de ware dingen zijn waarin het goede is; zij menen immers dat het geloof-alleen zaligt en weten niet dat er geen geloof is waar de naastenliefde niet is. Maar de dwazen zeiden tot de voorzichtigen: Geeft ons van uw olie, omdat onze lampen uitgaan, betekent dat zij willen dat aan hun ijle ware dingen of aan hun leeg geloof het goede wordt vergemeenschapt door anderen; in het andere leven immers worden alle geestelijke en hemelse dingen wederzijds vergemeenschapt, maar alleen door het goede. Maar de voorzichtigen antwoordden, zeggende: Zij mocht misschien niet toereiken voor ons en voor u, betekent dat het niet kan worden vergemeenschapt, omdat het weinige ware dat zij hebben zou worden weggenomen; met de vergemeenschapping van het goede immers, met hen die in de ware dingen zonder het goede zijn, is het in het andere leven als volgt gesteld: zij nemen degenen die in het goede zijn als het ware het goede af en eigenen het zich toe en zij vergemeenschappen het niet met anderen, maar verontreinigen het; en daarom vindt er niet enige vergemeenschapping van het goede met hen plaats; hierover zal men uit ondervinding aan het einde van hoofdstuk 37 een en ander zien. Maar gaat liever heen tot de verkopers en koopt voor uzelf, betekent het goede van de verdienste; zij die daarmee te koop lopen, zijn de verkopers; zij die in het ware zijn waarin niet het goede is, maken ook meer dan de anderen in het andere leven al datgene tot verdienste wat zij als goede in de uiterlijke vorm naar de schijn hebben gedaan, hoewel het boos was in de innerlijke vorm, volgens de dingen die de Heer zegt bij Mattheüs:

‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door Uw Naam geprofeteerd en door Uw Naam demonen uitgeworpen en in Uw Naam vele krachten gedaan. Maar dan zal Ik hun belijden: Ik ken u niet; wijkt van Mij, gij werkers der ongerechtigheid’, (Mattheüs 7:22);

en bij Lukas:

‘Van dan af dat de heer des huizes zal zijn opgestaan en de deur zal hebben gesloten, zo zult gij aanvangen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Heer, Heer, doe ons open. Maar antwoordende zal Hij tot u zeggen: Ik ken u niet van waar gij zijt. Dan zult gij aanvangen te zeggen: Wij hebben vóór U gegeten en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd. Maar Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet van waar gij zijt, wijkt van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid’, (Lukas 13:26, 27). Zodanig zijn zij die hier onder de dwaze maagden worden verstaan; daarom wordt van hen hetzelfde gezegd met deze woorden:

‘Zij kwamen ook, zeggende: Heer, Heer, doe ons open. Hij echter, antwoordende, zei: Voorwaar, zeg Ik u, Ik ken u niet’. Als zij echter heengingen om te kopen, kwam de Bruidegom, betekent de averechtse aanwending. En die gereed waren, schreden met Hem in tot de bruiloft, betekent dat zij die in het goede en daaruit in het ware waren, werden opgenomen in de hemel. De hemel wordt met een bruiloft vergeleken vanwege het hemels huwelijk, namelijk het huwelijk van het goede en het ware; en de Heer met een Bruidegom, omdat zij dan met Hem worden verbonden; vandaar wordt de Kerk de Bruid genoemd. En de deur werd gesloten, betekent dat de anderen niet kunnen binnengaan. Daarna kwamen echter ook de overige maagden, zeggende: Heer, Heer, doe ons open, betekent dat zij willen binnengaan vanuit het geloof-alleen zonder de naastenliefde en vanuit de werken waarin niet het leven van de Heer is, maar het leven van zich. Hij echter, antwoordende, zei: Voorwaar zeg Ik u, Ik ken u niet, betekent de verwerping; hen niet kennen is in de innerlijke zin niet in enige naastenliefde jegens de naaste zijn en daardoor in de verbinding met de Heer zijn; van hen die niet in die verbinding zijn, wordt gezegd, dat zij niet gekend zijn. Zo waakt dan, omdat gij de dag niet weet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen komen zal, betekent de betrachting van het leven volgens de geboden van het geloof, hetgeen waken is; de tijd van de aanvaarding, die de mens onbekend is en de staat, worden aangeduid met ‘Gij weet de dag niet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen komen zal’. Degene die in het goede is, dat wil zeggen, die volgens de geboden handelt, wordt voorzichtig genoemd, maar hij die in de erkentenissen van het ware is en er niet naar handelt, wordt dwaas genoemd, ook elders door de Heer bij Mattheüs:

‘Een elk die Mijn woorden hoort en dezelve doet, die zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man en een elk die Mijn woorden hoort, maar dezelve niet doet, die zal worden vergeleken met een dwaze man’, (Mattheüs 7:24, 26).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl