The Bible

 

Ezechiël 40:18

Study

       

18 Het plaveisel nu was aan de zijde van de poorten, tegenover de lengte van de poorten; dit was het benedenste plaveisel.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3857

Study this Passage

  
/ 10837  
  

3857. En Rachel was onvruchtbaar; dat dit betekent dat de innerlijke ware dingen niet werden opgenomen, staat vast vanuit de uitbeelding van Rachel, namelijk de aandoening van het innerlijk ware, waarover eerder; en uit de betekenis van onvruchtbaar, namelijk dat daaruit geen leren en dus ook geen Kerken kwamen; want het wordt tegenovergesteld aan wat van Lea wordt gezegd, namelijk dat Jehovah haar baarmoeder opende, waarmee werd aangeduid dat daaruit de leren van de Kerken zijn; de oorzaak waarom de innerlijk ware dingen niet werden opgenomen is, dat de innerlijke ware dingen zodanig zijn dat zij het geloof van de mens te boven gaan, aangezien zij niet in zijn ideeën vallen en niet overeenkomstig de uiterlijke schijn of de begoochelingen van de zinnen zijn waardoor elk mens zich laat leiden en die hij ook niet gelooft tenzij zij op de een of andere wijze daarmee samenvallen; zoals bijvoorbeeld: het is een innerlijke waarheid, dat er geen tijden en ruimten bestaan in het andere leven, maar in plaats daarvan staten; de mens die in tijd en ruimte is zolang hij op aarde leeft, ontleent al zijn ideeën daaraan en wel dermate dat hij zonder die niets kan denken, nr. 3404; indien dan ook de staten die in het andere leven zijn, niet door tijden en ruimten voor de mens beschreven zouden worden, of door zulke dingen die daaraan hun vorm ontlenen, zo zou hij niets begrijpen, dus niets geloven, dus zou hij niets opnemen, dus zou de leer onvruchtbaar zijn en er dus geen Kerk zijn; als voorbeeld kan ook dienen: indien de hemelse en geestelijke aandoeningen niet werden beschreven door zulke dingen als van de wereldse en lichamelijke aandoeningen zijn, dan zou de mens evenmin iets verstaan, want hij is in deze wereldse staat en daaruit kan hij begrippen hebben over de hemelse en geestelijke aandoeningen, terwijl zij toch van elkaar zozeer verschillen of zo ver van elkaar afstaan als de hemel en de aarde, nr. 3839. Als voorbeeld de heerlijkheid van de hemel of van de engelen in de hemel; indien de mens zich niet overeenkomstig de voorstelling van de heerlijkheid die in de wereld is, een voorstelling vormde van de heerlijkheid in de hemel, dan zou hij dat niet begrijpen en dus ook niet erkennen; evenzo in alle overige dingen; daarom heeft de Heer in het Woord gesproken overeenkomstig het bevattingsvermogen van de mens en overeenkomstig de schijn ervan; de letterlijke zin van het Woord is zodanig, maar toch van dien aard dat hij een innerlijke zin in zich heeft, waarin de innerlijke ware dingen zijn; vandaar nu is het, dat van Lea wordt gezegd, dat Jehovah haar baarmoeder opende en dat Rachel onvruchtbaar was, want door Lea wordt de aandoening van het uiterlijk ware uitgebeeld en door Rachel de aandoening van het innerlijk ware, zoals gezegd; maar omdat de uiterlijke ware dingen de eerste ware dingen zijn die de mens leert, is er uit de Heer in voorzien dat hij daardoor kan worden binnengeleid in de innerlijke ware dingen; deze zijn het die daarmee worden aangeduid, dat God tenslotte gedacht aan Rachel en haar verhoorde en haar baarmoeder opende, (Genesis 30:22). Dit kan vaststaan uit de Kerken die er vanaf de oude tijd gewest zijn en uit haar leerstellige dingen, namelijk dat die werden gevormd vanuit de uiterlijke ware dingen; zoals uit de Oude Kerk die na de vloed was; de leerstellige dingen van die Kerk waren voor het merendeel uitbeeldende en aanduidende dingen, waarin innerlijke ware dingen waren verborgen; voor het grootste deel waren zij in de heilige eredienst wanneer zij in de uiterlijke dingen waren; indien iemand hun in het begin had gezegd dat die uitbeeldende en aanduidende dingen niet de wezenlijke dingen van de Goddelijke eredienst waren, maar de geestelijke en de hemelse die zij uitbeeldden en aanduidden, zo zouden zij die woorden geheel en al verworpen hebben en zo zou dus de Kerk er niet gekomen zijn; nog meer zou dit met de Joodse Kerk het geval zijn; indien hun was gezegd dat hun rituele dingen het heilige ontleenden aan de Goddelijke dingen van de Heer die daarin waren, dan zouden zij dat geenszins erkend hebben; zodanig was ook de mens toen de Heer in de wereld kwam en nog veel lichamelijker en bovenal zij die van de Kerk waren; dit blijkt duidelijk uit de discipelen zelf, die voortdurend bij de Heer waren en zo vele dingen over Zijn rijk hoorden, terwijl zij toch de innerlijke ware dingen niet konden begrijpen, want zij konden van de Heer geen ander begrip hebben dan zoals de Joden heden over de Messias hebben, die zij verwachten, namelijk dat Hij dat volk tot heerschappij en heerlijkheid boven alle natiën in de gehele wereld zou verheffen; en nadat zij zovele dingen van de Heer over het hemelse rijk hadden gehoord, konden zij toch ook niet anders denken dan dat het hemelse rijk gelijk zou zijn aan een aards rijk en dat daar God de Vader de hoogste was en na Hem de Zoon en daarna zij twaalven en dat zij dus zo in volgorde zouden regeren; daarom vroegen Jakobus en Johannes ook dat zij mochten zitten ‘de een aan Zijn rechterhand en de ander aan Zijn linkerhand’, (Markus 10:35-37) en dat de overige discipelen verontwaardigd waren omdat zij groter wilden zijn dan de rest, (Markus 10:41; Mattheüs 20:24);

daarom ook sprak de Heer, nadat Hij hen had onderwezen wat het was, de grootste in de hemel te zijn, (Mattheüs 20:25-28; Markus 10:42-45), toch overeenkomstig hun opvatting, namelijk dat zij op twaalf tronen zouden zitten en de twaalf stammen Israëls zouden richten, (Lukas 22:24, 30; Mattheüs 19:28);

indien het hun was gezegd, dat onder de discipelen niet zij werden verstaan, maar al diegenen die in het goede van de liefde en van het geloof zijn, nrs. 3354, 3488 en verder, dat er in het rijk van de Heer geen tronen zijn, noch vorstendommen en heerschappijen zoals in de wereld en dat zij zelfs niet het kleinste van één enkel mens zouden kunnen richten, nrs. 2129, 2553, dan zouden zij het Woord verworpen hebben en eenieder zou, na de Heer te hebben verlaten, tot zijn bezigheden zijn gegaan; dat de Heer dus zo sprak, was opdat zij de uiterlijke dingen zouden opnemen en daardoor in de innerlijke ware dingen worden binnengeleid, want in die uiterlijke dingen die de Heer gesproken had, lagen de innerlijke dingen verborgen die mettertijd uitkomen; en wanneer zij uitkomen, dan worden die uiterlijke dingen verstrooid, want zij zijn alleen van dienst als objecten of als middelen om over de innerlijke dingen te denken. Hieruit kan men nu weten wat daaronder wordt verstaan, dat Jehovah eerst de baarmoeder van Lea opende en zij aan Jakob zonen baarde en dat daarna Rachel baarde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3635

Study this Passage

  
/ 10837  
  

3635. Er zijn in het menselijk lichaam twee dingen die de bronnen zijn van al zijn beweging, ook van alle uiterlijke of zuiver lichamelijke handeling en gewaarwording, namelijk het hart en de longen. Deze twee stemmen zodanig met de Grootste Mens of de hemel van de Heer overeen, dat de hemelse engelen daarin een rijk uitmaken en de geestelijke engelen een ander rijk, want het rijk van de Heer is hemels en geestelijk. Het hemelse rijk bestaat uit hen die in de liefde tot de Heer zijn; het geestelijk rijk bestaat uit hen die in de naastenliefde jegens de naaste zijn, nrs. 2088, 2669, 2715, 2718, 3235, 3246. Het hart en zijn rijk stemt in de mens overeen met de hemelse dingen, de long en haar rijk stemt overeen met de geestelijke dingen; deze dingen vloeien ook in de dingen die tot het hart en tot de longen behoren, zodat deze ook bestaan en blijven bestaan door de daaruit voortdurende invloeiing. Maar over deze overeenstemming moet, door de Goddelijke Barmhartigheid van de Heer, in het bijzonder worden gehandeld.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl