The Bible

 

Ezechiël 40:15

Study

       

15 En van het voorste deel der poort des ingangs, tot aan het voorste deel van het voorhuis van de binnenpoort, waren vijftig ellen.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9741

Study this Passage

  
/ 10837  
  

9741. En gij zult maken de voorhof van het habitakel; dat dit de laatste hemel betekent, staat vast uit de betekenis van de voorhof van het habitakel, namelijk het uiterlijke van de hemel, dus de laatste hemel.

Er zijn immers drie hemelen: de binnenste, de middelste en de laatste; de binnenste werd uitgebeeld door het binnenste van het habitakel, waar de ark der getuigenis was; de middelste door het habitakel buiten de voorhang en de laatste door de voorhof, waarover nu wordt gehandeld.

Deze hemel wordt de voorhof genoemd, omdat daarin degenen zijn die in het goede van het geloof zijn en nog niet in het goede van de liefde jegens de naaste; zij die in het goede van de naastenliefde zijn, zijn in de middelste hemel.

Degenen die in de laatste hemel zijn, die de voorhof wordt genoemd, worden engelgeesten genoemd; zij die in de middelste hemel zijn, worden geestelijke engelen genoemd en degenen die in de binnenste hemel zijn, hemelse engelen.

Het goede van het geloof zelf, dus het goede van de laatste hemel, is ook een voorhof, want daar doorheen wordt de mens binnengeleid in het goede van de liefde jegens de naaste, te weten het goede van de middelste hemel.

Men moet weten dat het goede bij de mens de hemel van hem maakt en dat hij een zodanige hemel heeft, naar de hoedanigheid van het goede bij hem.

Er zijn drie goeden die in orde op elkaar volgen: het goede van het geloof, het goede van de liefde jegens de naaste en het goede van de liefde tot de Heer.

Het goede van het geloof maakt de laatste of eerste hemel, zoals eerder is gezegd; het goede van de liefde jegens de naaste maakt de middelste of tweede hemel en het goede van de liefde tot de Heer maakt de binnenste of derde hemel.

Opdat men nog beter zal weten, hoe het met de hemelen is gesteld, zal dit in het kort worden gezegd.

De hemelen worden onderscheiden in een tweetal rijken: in het hemels rijk en het geestelijk rijk en in het ene en in het andere rijk is een innerlijke en een uiterlijke; in het innerlijke van het hemels rijk zijn degenen die in het goede van de liefde tot de Heer zijn en in het uiterlijke ervan zijn degenen die in het goede van de wederzijdse liefde zijn.

In het innerlijke echter van het geestelijk rijk zijn zij die in het goede van de liefde jegens de naaste zijn en in het uiterlijke ervan zij die in het goede van het geloof zijn, nr. 9680.

Het is het uiterlijke van de ene en de andere hemel, dat de laatste of de eerste hemel wordt genoemd en dat werd uitgebeeld door de voorhof.

Vandaar is het en dat er een tweevoudige voorhof rondom de tempel was: een uiterlijke en een innerlijke; de uiterlijk voorhof voor hen die in de uiterlijke dingen van het geestelijk rijk zijn en de innerlijke voorhof voor hen die in de uiterlijke dingen van het hemels rijk zijn.

Ten aanzien van de twee voorhoven van de tempel van Jeruzalem, zie (1 Koningen 6:3,36; 2 Koningen 21:5).

Over de uiterlijke voorhof van de nieuwe tempel bij (Ezechiël 40:17,31,34; 42:1-15); en over de innerlijke voorhof daar, (Ezechiël 40:23,28,32,44; 42:3; 43:5).

Daaruit blijkt, dat in de laatste hemel die werd uitgebeeld door de uiterlijke voorhof van de tempel, het het goede van het geloof is dat die maakt; en dat het in de laatste hemel, die werd uitgebeeld door de innerlijke voorhof, het goede van de wederzijdse liefde is.

Zij die in het goede van de wederzijdse liefde zijn, zijn in de aandoening van het goede ter wille van het goede, maar zij die in het goede van het geloof zijn, zijn in de aandoening van het ware ter wille van het ware; want het goede heerst in het hemels rijk, maar het ware in het geestelijk rijk.

Dat de laatste hemel met de voorhoven worden aangeduid, blijkt uit de plaatsen in het Woord waar zij worden genoemd, zoals bij Ezechiël: ‘De heerlijkheid van Jehovah hief zich omhoog van boven de cherub, op de dorpel van het huis en het huis werd vervuld van een wolk en de wolk vervulde de innerlijke voorhof en de voorhof was vol van de glans van de heerlijkheid van Jehovah en de stem van de vleugels van de cherubim werd gehoord tot de uiterlijke voorhof toe’, (Ezechiël 10:3-5).

Omdat de voorhof het uitbeeldende van de laatste hemel was, werd deze daarom vervuld van een wolk en van de glans van de heerlijkheid van Jehovah, zoals het huis zelf; de wolk immers en de heerlijkheid is het Goddelijk Ware; dat de wolk dit is, zie de nrs. 5922, 6343, 6752, 8106, 8443; en eveneens de heerlijkheid, nrs. 8267, 8427, 9429; de stem van de vleugels is het ware van het geloof vanuit het goede, nrs. 8764, 9514.

Bij dezelfde: ‘De Geest hief mij op en hij leidde mij binnen in de innerlijke voorhof van de tempel; toen, zie, de heerlijkheid van Jehovah vervulde het huis; en ik hoorde Een Die tot mij sprak uit het huis, zeggende: Zoon des mensen, het is de plaats van Mijn Troon en de plaats van de zolen van Mijn voeten, waar Ik zal wonen in het midden van de zonen Israëls tot in het eeuwige’, (Ezechiël 43:4-7).

Daar wordt de tempel met de voorhof de plaats van de troon van Jehovah genoemd en de plaats van de zolen van Zijn voeten, omdat de tempel met de voorhof de hemel uitbeeldde; de troon van Jehovah is de geestelijke hemel, nrs. 5313, 8625; de plaats van de zolen van Zijn voeten is de laatste hemel.

De laatste hemel wordt ook met de voorhof en met de voorhoven aangeduid in deze volgende plaatsen; bij David: ‘Gezegend is hij die Gij verkiest en doet naderen; hij zal wonen in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goede van Uw huis, met het heilige van Uw tempel’, (Psalm 65:5).

Dat in de voorhoven wonen is in de hemel wonen, is duidelijk.

Bij dezelfde: ‘Een dag in Uw voorhoven is beter dan duizenden; ik heb verkozen te staan aan de deur in het huis van Mijn God’, (Psalm 84:11).

Bij dezelfde: ‘Geeft Jehovah de heerlijkheid van Zijn Naam, brengt gave en komt in Zijn voorhoven’, (Psalm 96:8).

Bij dezelfde: ‘Looft de Naam van Jehovah, looft, gij dienstknechten van Jehovah, die staande zijt in het Huis van Jehovah, in de voorhoven van het huis van onze God’, (Psalm 135:1,2).

Bij Jesaja: ‘Zij zullen inzamelen het koren en de most, zij zullen eten en Jehovah loven en zij die zullen vergaderen, zullen die drinken in de voorhoven van Mijn heiligheid’, (Jesaja 62:9).

In die plaatsen staan de voorhoven voor de laatste hemelen, want de innerlijke hemelen worden het Huis van Jehovah en Zijn Tempel genoemd, nr. 3720.

Bij Johannes: ‘De engel zei: Sta op en meet de tempel en het altaar en degenen die daarin aanbidden, maar de voorhof die buiten de tempel is, werp naar buiten uit en meet die niet, omdat hij de natiën gegeven is, die de heilige stad zullen vertreden twee en veertig maanden’, (Openbaring 11:1,2).

De tempel en het altaar en zij die daarin aanbidden, zijn de Kerk en de eredienst van de Kerk de voorhof binnen de tempel is het goede van de wederzijdse liefde, zoals eerder is gezegd; de natiën aan wie het is gegeven om de heilige stad te vertreden, zijn de boosheden van de liefde van zich en van de wereld, die de Kerk vernietigen, nr. 6306; twee en veertig maanden betekenen iets eenders als zes weken en zes weken iets eenders als de zes dagen van de week, want zes met zeven vermenigvuldigd is twee en veertig; de week betekent een volledige periode, groter of kleiner, nrs. 2044, 3845; de zes dagen die de zevende voorafgaan, die de sabbat is, betekenen de vorige Kerk tot aan het einde en de instauratie van de nieuwe; de sabbat is de verbinding van het goede en het ware, dus de Kerk, nrs. 8495, 8510, 8890, 8893, 9274.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

The Bible

 

Apocalyps 11

Study

   

1 En mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden.

2 En laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden.

3 En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed.

4 Dezen zijn de twee olijfbomen, en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan.

5 En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden.

6 Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als zij zullen willen;

7 En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden.

8 En hun dode lichamen zullen liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is.

9 En de mensen uit de volken, en geslachten, en talen, en natien, zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten, dat hun dode lichamen in graven gelegd worden.

10 En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.

11 En na die drie dagen en een halven, is een geest des levens uit God in hen gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen, die hen aanschouwden.

12 En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in de wolk; en hun vijanden aanschouwden hen.

13 En in diezelfde ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zeven duizend namen van mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven.

14 Het tweede wee is weggegaan; ziet, het derde wee komt haast.

15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.

16 En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten, en aanbaden God,

17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst;

18 En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.

19 En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel.