The Bible

 

Ezechiël 36:1

Study

       

1 En gij, mensenkind! profeteer tot de bergen Israels, en zeg: Gij bergen Israels! hoort des HEEREN woord.

From Swedenborg's Works

 

Leer des Levens #86

Study this Passage

  
/ 114  
  

86. De mens heeft een natuurlijk gemoed en een geestelijk gemoed; het natuurlijk gemoed is beneden en het geestelijk gemoed is boven. Het natuurlijke gemoed is het gemoed van zijn wereld en het geestelijk gemoed is van zijn hemel. Het natuurlijk gemoed kan genoemd worden het dierlijk gemoed, maar het geestelijk gemoed het menselijk gemoed. De mens wordt ook van het dier onderscheiden daardoor, dat hij een geestelijk gemoed heeft, waardoor hij in de hemel kan zijn terwijl hij in de wereld is; daardoor is het ook dat de mens leeft na de dood. De mens kan met het verstand zijn in het geestelijk gemoed en vandaar in de hemel, maar niet kan hij met de wil zijn in het geestelijk gemoed en vandaar in de hemel, tenzij hij de boosheden als zonden schuwt en als hij niet ook met de wil in de hemel is, dan is hij nog niet in de hemel, want de wil trekt het verstand omlaag en maakt dat dit verstand even natuurlijk en dierlijk is als het zelf is. De mens kan worden vergeleken met een tuin, het verstand met het licht en de wil met de warmte; een tuin is in het licht en niet tevens in de warmte in de winter, maar in het licht en tevens in de warmte in de zomer; daarom is de mens die alleen maar in het licht van het verstand is, zoals een tuin in de winter, maar hij die in het licht van het verstand en tevens in de warmte van de wil is, is zoals een tuin in de zomer. Ook is het verstand wijs vanuit het geestelijk licht en de wil heeft lief vanuit de geestelijke warmte; want het geestelijk licht is de Goddelijke Wijsheid en de geestelijke warmte is de Goddelijke Liefde. Zolang de mens de boze dingen niet als zonden schuwt, versperren de begeerten van de boze dingen de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed van de zijde van de wil. Deze begeerten zijn daar zoals een dichte sluier, en zoals een zwarte wolk onder het geestelijk gemoed, die verhinderen dat het geopend wordt. Zodra daarentegen de mens de boze dingen als zonden schuwt, dan vloeit de Heer vanuit de hemel in en neemt de sluier weg en verdrijft de wolk en opent het geestelijk gemoed, en zo voert Hij de mens de hemel binnen. Zolang de begeerten van de boze dingen de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed versperren, zoals reeds gezegd, zolang is de mens in de hel. Zodra echter die begeerten door de Heer zijn verdreven, is de mens in de hemel. Verder ook, zolang de begeerten van de boosheden de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed versperren, zolang is de mens natuurlijk. Zodra echter die begeerten door de Heer zijn verdreven, is de mens geestelijk. Verder ook, zolang de begeerten van de boze dingen de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed versperren, zolang is de mens dierlijk, met dit verschil alleen dat hij kan denken en spreken, ook over zulke dingen die hij niet met de ogen ziet. Dit trekt hij uit het vermogen van de verheffing van het verstand tot het licht van de hemel. Zodra echter die begeerten door de Heer zijn verdreven, is de mens een mens, omdat hij dan het ware denkt in het verstand vanuit het goede in de wil.Voorts ook, zolang de begeerten van de boze dingen de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed versperren, zolang is de mens zoals een tuin in de winter; zodra echter die begeerten door de Heer zijn verdreven, is hij zoals een tuin in de zomer. De verbinding van wil en verstand bij de mens, wordt in het Woord verstaan onder 'hart en ziel', en onder 'hart en geest', zoals dat zij God zullen liefhebben vanuit het ganse hart en vanuit de ganse ziel, (Mattheüs 22:37); en dat God zal geven een nieuw hart en een nieuwe geest, (Ezechiël 11:19; Ezechiël 36:26-27). Onder het hart wordt de wil verstaan en de liefde ervan en onder de ziel en onder de geest, het verstand en de wijsheid ervan.

  
/ 114  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.