The Bible

 

Ezechiël 33:5

Study

       

5 Hij hoorde het geluid der bazuin, maar liet zich niet waarschuwen, zijn bloed is op hem; maar hij, die zich laat waarschuwen, behoudt zijn ziel.

The Bible

 

Ezechiël 40:1

Study

       

1 In het vijf en twintigste jaar onzer gevankelijke wegvoering, in het begin des jaars, op den tienden der maand, in het veertiende jaar, nadat de stad geslagen was; even op dienzelfden dag, was de hand des HEEREN op mij, en Hij bracht mij derwaarts.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1607

Study this Passage

  
/ 10837  
  

1607. Dat de woorden ‘want al het land, dat gij ziet, aan u zal Ik het geven’ het hemelse rijk betekenen, namelijk dat het de Heer toebehoort, blijkt uit de betekenis van het land en hier van het land Kanaän, omdat er gezegd wordt ‘het land dat gij ziet’, wat betekent, het hemelse rijk. Want door het land Kanaän werd het rijk van de Heer in de hemelen, of de hemel uitgebeeld en het rijk van de Heer op aarde, of de Kerk, over welke betekenis met betrekking tot de aarde meer dan eens is gehandeld. Dat de Heer het rijk in de hemelen en op aarde gegeven is, blijkt herhaaldelijk in het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Een Knaap is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij zal op Zijn schouder zijn, en Zijn Naam zal genoemd worden Wonderlijk, Raad, God, Held, Vader der eeuwigheid, Vredevorst’, (Jesaja 9:5).

Bij Daniël:

‘Ik zag in de nachtgezichten, en ziet, er kwam een met de wolken der hemelen, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot de Oude van dagen, en zij deden Hem voor Dezelfde naderen; en Hem werd gegeven heerschappij en heerlijkheid en het koninkrijk, en alle volken, natiën en tongen zullen Hem dienen; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk, dat niet ten onder zal gaan’, (Daniël 7:13, 14). De Heer Zelf zegt dit ook bij Mattheüs:

‘Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader’, (Mattheüs 11:27);

en bij, (Lukas 10:22). En elders bij Mattheüs:

‘Mij is geven de macht in de hemel en op aarde’, (Mattheüs 28:18).

Bij Johannes:

‘Gij hebt de Zoon macht gegeven over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve’, (Johannes 17:2, 3), hetgeen ook wordt aangeduid door ‘het zitten aan de rechterhand’, zoals bij Lukas:

‘Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand der kracht Gods’, Lukas 22:69). Dat de Zoon des mensen alle macht in de hemelen en op aarde gegeven is, daarover moet men weten, dat de Heer macht had over alles in de hemelen en op aarde, eer Hij in de wereld kwam, want hij was God van eeuwigheid aan en Jehovah, zoals Hijzelf duidelijk zegt bij Johannes:

‘Nu verheerlijk Mij, Gij Vader bij U Zelven, met de Heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was’, (Johannes 17:5) en bij dezelfde:

‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u; eer Abraham was, was Ik’, (Johannes 8:58), want Hij was Jehovah en de God van de Oudste Kerk, welke vóór de vloed bestond en is aan de mensen van die Kerk verschenen. Hij was ook Jehovah en de God van de Oude Kerk, welke na de vloed bestond; en Hij was het, die alle riten van de Joodse Kerk uitbeeldden en die zij moesten vereren. Dat Hij echter zegt dat Hem alle macht in de hemel en op aarde is gegeven, alsof dat pas nu zo was, komt omdat onder de Zoon des mensen Zijn Menselijk Wezen wordt verstaan, dat, toen het met het Goddelijk Wezen verenigd was, ook Jehovah was en tevens de macht ontving, hetgeen niet geschieden kon, vooraleer Hij verheerlijkt was, dat wil zeggen, voordat Zijn Menselijk Wezen door de vereniging met het Goddelijk Wezen, ook het leven in Zichzelf had, en zo dus evenzo Goddelijk en Jehovah geworden was, zoals Hijzelf zegt bij Johannes:

‘Gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven’, (Johannes 5:26). Zijn Menselijk Wezen of Zijn Uiterlijke Mens is het, die ook bij Daniël in de aangehaalde plaats Zoon des mensen wordt genoemd; en bij Jesaja in de aangehaalde plaats:

‘Een Knaap is geboren en een Zoon is ons gegeven’. Dat Hem het hemelse rijk en alle macht in de hemelen en op aarde gegeven zou worden, werd Hem nu getoond en beloofd, en wordt aangeduid door deze woorden al het land dat gij ziet, aan u zal Ik het geven en aan uw zaad tot in eeuwigheid’. Dit was, voordat Zijn Menselijk Wezen met Zijn Goddelijk Wezen verenigd was, en het was verenigd toen Hij de duivel en de hel overwonnen had, namelijk toen Hij met eigen macht en eigen krachten al het kwaad dat allen verdeelt, had verdreven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl