The Bible

 

Ezechiël 26:19

Study

       

19 Want alzo zegt de Heere Heere: Als Ik u zal stellen tot een verwoeste stad, gelijk de steden, die niet bewoond worden; als Ik een afgrond over u zal doen opkomen, en de grote wateren u zullen overdekken,

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1306

Study this Passage

  
/ 10837  
  

1306. Dat de toren de zelfverheerlijking is, blijkt uit de betekenis van de toren; er is van zelfverheerlijking sprake, wanneer de mens zichzelf zo hoog boven anderen verheft, dat hij wordt aanbeden; daarom wordt de eigenliefde, die hoogmoed en trots is, hoogheid, verhevenheid en verheffing genoemd, en door alles, wat hoog is, beschreven, zoals bij Jesaja:

‘De ogen van de trots van de mens zal vernederd worden, en de hoogheid van de mannen zal neergebogen worden, en Jehovah, Hij alleen, zal in die dag verheven worden; want de dag van Jehovah Zebaoth zal zijn over alle hovaardige en hoge en over alle verhevene, en hij zal vernederd worden; en over alle hoge en verhevene cederen van de Libanon, en over alle eiken van Baschan, en over alle hoge bergen en over alle verheven heuvelen; en over alle hogen toren, en over alle versterkte muur’, (Jesaja 2:11-18);

waar sprake is van de eigenliefde, welke beschreven wordt door cederen, eiken, bergen, heuvelen, de toren, die hoog en verheven zijn.

Ook bij Jesaja:

‘Er zullen beekjes, watervlieten zijn, in de dag van de grote slachting, wanneer de torens zullen vallen’, (Jesaja 30:25);

op dezelfde wijze voor eigenliefde en de zelfverheerlijking in de godsdienst.

Bij dezelfde:

‘Ziet, het land der Chaldeeën, dit volk was er niet, Asschur heeft het gefundeerd in Tziim; zij zullen hun uitkijktorens oprichten, hun paleizen opbouwen; Hij zal het tot een vervallen hoop stellen’, (Jesaja 23:13);

ten aanzien van Tyrus en haar verwoesting; de uitkijktoren (met een ander woord aangeduid) voor de fantasieën daarvan.

Bij Ezechiël:

‘Ik zal vele natiën tegen Tyrus doen opkomen, en zij zullen de muren van Tyrus verderven, en haar torens afbreken, en Ik zal haar stof van haar wegvagen, en haar de dorheid van een steenrots geven’, (Ezechiël 26:3, 4);

op dezelfde wijze. Dat de eigenliefde in de godsdienst of de zelfverheerlijking, een toren wordt genoemd, komt omdat de stad een leer is, zoals eerder in nr. 402 is aangetoond, en omdat vroeger de steden versterkt werden met torens, waarin wachters waren. Ook waren er torens aan de grenzen, die daarom wachttorens werden genoemd, (2 Koningen 9:17; 17:9; 18:8);

en uitkijktorens, (Jesaja 23:13). Bovendien worden, wanneer de Kerk van de Heer met een wijngaard wordt vergeleken, de dingen welke tot de godsdienst behoren en voorts tot zijn instandhouding dienen, vergeleken met een wijnpersbak en met een toren in de wijngaard, zoals blijkt bij, (Jesaja 5:1, 2; Mattheüs 21:33; Markus 12:1).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl