The Bible

 

Ezechiël 16:9

Study

       

9 Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3103

Study this Passage

  
/ 10837  
  

3103. Dat de woorden ‘en de man nam een gouden spang’ het Goddelijk Goede betekenen, blijkt uit de betekenis van de gouden spang, namelijk het goede en daar hier in de innerlijke zin over de Heer gehandeld wordt, het Goddelijk Goede; en omdat dit uit het Redelijke is, wordt gezegd ‘de man’; dat de man het redelijke is, zie de nrs. 265, 749, 1007. In oude tijden toen de erediensten in de Kerken van uitbeeldende aard waren en zij wisten wat die betekenden, was het, wanneer daarin huwelijken werden aangegaan, gebruik om de bruid een gouden spang en armringen te geven, daar de Kerk door de bruid werd uitgebeeld: het goede van haar door de spang en het ware door de armringen; en omdat het bekend was, dat de echtelijke liefde, die de bruid en de bruidegom hadden, uit het huwelijk van het Goddelijk Goede en het Goddelijk Ware van de Heer neerdaalde, nrs. 2508, 2618, 2727, 2728, 2729, werd de gouden spang op de neus gelegd, zoals ook duidelijk blijkt uit hetgeen volgt, waar gezegd wordt, dat hij de spang op haar neus legde, vers 47, omdat de neus het leven van het goede betekent, vanwege de ademhaling die daar plaatsvindt, die in de innerlijke zin het leven is en ook vanwege de reuk die het aangename van de liefde is, waaraan het goede toebehoort, nrs. 96, 97.

Dat de spang het huwelijksteken ten aanzien van het goede was, blijkt ook uit andere plaatsen in het Woord, zoals bij Ezechiël:

‘Ik versierde u met sieraad en deed armringen op uw handen en een keten op uw keel en Ik deed een spang op uw neus’, (Ezechiël 16:11, 12) waar van de Oude Kerk sprake is die hier Jeruzalem wordt genoemd en beschreven wordt als bruid, aan wie armringen, een keten en een spang werd gegeven; de armringen op de handen waren een uitbeeldend teken van het ware en de spang op de neus een uitbeeldend teken van het goede.

Bij Jesaja:

‘Daarom dat de dochters van Zion zich verheffen, zal de Heer haar kruin kaal maken en wegnemen de ringen en de neusspangen, de wisselklederen, de manteltjes’, (Jesaja 3:16, 17, 21, 22);

de dochters van Zion die zich verheffen, staan voor de aandoeningen van het boze binnen de Kerk, nrs. 2362, 3024;

de ringen en neusspangen die weggenomen zullen worden, voor het goede en zijn tekenen; de wisselklederen en de manteltjes voor het ware en zijn tekens.

Bij Hosea:

‘Ik zal over haar bezoeken de dagen der Balim, voor wie zij gerookt heeft; en zij heeft haar spang aangedaan en haar sieraad en is haar geliefden nagegaan’, (Hosea 2:12) waar sprake is van de ontaarde Kerk en van de nieuwe Kerk erna; de spang staat ook voor een teken van het goede van de Kerk. Wanneer deze spangen voor de oren geschikt werden gemaakt, betekenden zij ook het goede, maar dan het daadwerkelijk goede en in de tegenovergestelde zin het daadwerkelijk boze, zoals in, (Genesis 35:4; Exodus 32:2, 3).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl