626. Hoofdstuk 11 - DE TOEREKENING

Dat het geloof van de huidige kerk, waarvan beweerd wordt, dat het alleen dit geloof is, wat rechtvaardigt, de toerekening is, of dat het geloof en de toerekening in de huidige kerk één maken, komt omdat het een het ander toebehoort, of omdat het een in het ander treedt, onderling en wederkerig en maakt dat het dit is. Want wanneer men zeg ‘het geloof’ en daarna niet toevoegt ‘de toerekening’, is het geloof louter een klank, en wanneer men zegt de ‘toerekening’ en daaraan niet toevoegt ‘het geloof’, is het ook louter een klank. Wanneer men echter deze twee in verbinding noemt, dan ontstaat er iets gearticuleerds, maar nog zonder verstand. Daarom is het noodzakelijk, opdat het verstand iets kan gewaarworden, er nog een derde daaraan toegevoegd wordt, hetwelk de verdienste van Christus is. Daaruit ontstaat een stelling, die de mens met enige rede kan uitspreken; want het geloof van de huidige kerk is, dat God de Vader de gerechtigheid van Zijn Zoon toerekent, en de Heilige Geest zendt om de werkingen daarvan uit te voeren.