Bible

 

Exodus 23:2

Studie

       

2 Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9299

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9299. En niet zal vernachten het vet van Mijn feest tot aan de morgen; dat dit betekent het goede van de eredienst niet uit het eigene, maar uit de Heer steeds nieuw, staat vast uit de betekenis van vernachten, namelijk dat wat uit het eigene is, want met de nacht wordt in het Woord het boze en het valse aangeduid, nrs. 221, 709, 6000, 7776, 7851, 7870, 7947, dus eveneens het eigene, omdat het eigene van de mens niets dan het boze en het valse is, nrs. 210, 215, 694, 874-876, 987, 1023, 1044, 4318, 5660, 5786, 8480; uit de betekenis van het vet of van de vettigheid, namelijk het goede van de liefde, nr. 353, 5943, hier het goede van de liefde in de eredienst, omdat er wordt gezegd het vet des feestes; het feest immers is de eredienst, nr. 9286, 9287, 9294; en uit de betekenis van de morgen, namelijk de Heer en Zijn Komst, zoals kan vaststaan uit wat over de morgen is getoond, nrs. 2405, 2780, 5962, 8426, 8427, 8812; vandaar wordt hier met de morgen, waar wordt gehandeld over het goede van de eredienst niet uit het eigene, aangeduid dat uit de Heer steeds nieuw.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 874

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

874. Hier wordt de eerste staat beschreven van de wedergeboorte van de mens van deze Kerk na de verzoeking, welke allen, die wedergeboren worden, algemeen is, namelijk dat zij geloven, uit zichzelf het goede te doen en het ware te denken, en daar zij nog in de grootste duisternis verkeren, laat de Heer hen dan ook in deze waan, maar nochtans is al het goede dat zij doen en al het ware dat zij denken, wanneer zij in zo’n mening, die vals is, verkeren, niet het goede en ware van het geloof, want al wat de mens uit zichzelf voortbrengt, kan het goede niet zijn, want het komt uit hemzelf, en dit zelf is een onreine en hoogst onzuivere bron; uit een onreine en hoogst onzuivere bron kan nooit iets goeds voortkomen, want hij denkt steeds aan eigen verdienste en aan eigen rechtvaardigheid; sommigen gaan zelfs nog verder en verachten anderen bij zichzelf vergeleken, zoals de Heer leert in (Lukas 18:9-14); anderen doen weer anders. De eigen begeerten voegen er zich aan toe, zodat het van buiten een schijn van het goede heeft, maar toch is het vuil van binnen. Daarom is het goede, dat de mens in deze staat doet, niet het goede van het geloof. Zo is het ook gesteld met het ware dat hij denkt; zelfs wanneer datgene wat hij denkt ook de volste waarheid was, dan is het toch, zolang het uit zijn eigen ik komt, op zichzelf weliswaar het ware van het geloof, maar het goede van het geloof is er niet in. Al het ware moet, om het ware van het geloof te zijn, het goede van het geloof van de Heer in zich hebben; eerst dan wordt het goed en waar.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl