Nga veprat e Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4298

Studioni këtë pasazh

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Nga veprat e Swedenborg

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Studioni këtë pasazh

  
/ 325  
  

Deri më tani, ky përkthim përmban pasazhe deri në #325 . Ndoshta është ende një punë në vazhdim. Nëse goditni shigjetën majtas, do të gjeni numrin e fundit që është përkthyer.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Nga veprat e Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3667

Studioni këtë pasazh

  
/ 10837  
  

3667. Dat de woorden ‘God Schaddai zal u zegenen’ de verzoekingen door dit ware en goede betekenen, waardoor verbinding plaatsvindt, blijkt uit de betekenis van ‘God Schaddai’, namelijk de verzoekingen, waarover hierna; en uit de betekenis van gezegend worden, namelijk de verbinding, waarover de nrs. 3504, 3514, 3530, 3565, 3584; aangezien door Jakob nu het goede van het ware wordt uitgebeeld, zoals eerder in nr. 3659 werd aangetoond, wordt dat goede en dat ware hier onder ‘u’ verstaan. Dat ‘God Schaddai’ de verzoekingen betekent vindt hierin zijn oorzaak, dat men in de oude tijden de Hoogste God of de Heer met verschillende namen aanduidde en wel overeenkomstig de attributen en overeenkomstig de goedheden die van Hem uitgaan en ook overeenkomstig de waarheden, en dat deze menigvuldig zijn is eenieder bekend. Zij die van de Oude Kerk waren, verstonden onder al deze benamingen maar één God, namelijk de Heer die zij Jehovah noemden. Maar nadat de Kerk van het goede en ware was afgeweken en tevens van deze wijsheid, begonnen zij zovele goden te vereren als er benamingen van die éne God waren en wel dermate, dat elke natie en tenslotte elke familie, een van deze als haar God erkende; vandaar het bestaan van zovele goden, die ook hier en daar in het Woord genoemd worden. Iets dergelijks was het geval in de familie van Therach, de vader van Abraham en ook in het huis van Abraham zelf, en dat deze andere goden vereerde, zie de nrs. 1356, 2559;

en dat het bovenal God Schaddai was in nr. 1992.

Dat de eredienst van die God in dit huis bleef bestaan, blijkt ook uit het volgende bij Mozes:

‘Ik ben aan Abraham en Izaäk en Jakob verschenen als God Schaddai en met Mijn naam Jehovah ben Ik hun niet bekend geweest’, (Exodus 6:2). Dit is de reden, waarom tot Abraham werd gezegd:

‘Ik ben God Schaddai, wandel vóór Mij en zijt volkomen’, (Genesis 17:1) en waarom nu door Izaäk tot Jakob wordt gezegd; ‘God Schaddai zal u zegenen’. Dat dit zo is komt ook duidelijk uit in hetgeen in dit hoofdstuk volgt, namelijk dat Jakob, nadat de Heer in een droom gezegd had: ’Ik ben Jehovah, de God van uw vader Abraham en de God van Izaäk’, vers 13, en toch naderhand zei:

‘Wanneer God met mij geweest zal zijn en mij behoed zal hebben op deze weg die ik wandel en mij gegeven zal hebben brood om te eten en een kleed om aan te trekken en ik ten huize van mijn vader in vrede zal wedergekeerd zal zijn, en Jehovah zal mij tot een God zijn’, vers 20, 21. Hieruit blijkt duidelijk, dat het huis van Jakob evenmin Jehovah erkende, maar dat hij Hem als zijn God erkennen zou, wanneer Hij hem wel zou doen, geheel en al zoals heden ten dage in het christelijk heidendom. Wat echter de God Schaddai in het bijzonder betreft, werd de Heer in de Oude Kerk zo genoemd met betrekking tot verzoekingen en tot de zegeningen en weldaden na de verzoekingen, wat in het tweede deel, nr. 1992 werd aangetoond. Vandaar nu komt het dat door de God Schaddai in de innerlijke zin de verzoekingen worden aangeduid. Dat door verzoekingen de verbinding van het goede en ware plaatsvindt, zie hierover wat eerder over verzoekingen is gezegd en aangetoond en in nr. 2819 aangehaald.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl