From Swedenborg's Works

 

Ware Christelijke Religie #1

Study this Passage

  
/ 853  
  

1. WARE CHRISTELIJKE RELIGIE

HET GELOOF VAN DE NIEUWE HEMEL EN DE NIEUWE KERK

Het geloof in zijn universele en in zijn afzonderlijke vorm wordt vooropgesteld, opdat dit zal zijn als een aangezicht voor het werk dat volgt; en opdat het zal zijn als een poort die toegang geeft tot de tempel; en opdat het een korte samenvatting zal zijn, waarin de afzonderlijke dingen die volgen, op hun wijze liggen opgesloten. Er wordt gezegd: ‘Het geloof van de Nieuwe Hemel en van de Nieuwe Kerk’, omdat de hemel, waar de engelen zijn, en de kerk waarin de mensen zijn, als één samenwerken, zoals het innerlijke en het uitwendige bij de mens. Vandaar komt het, dat de mens van de kerk, die in het goede van de liefde vanuit de waarheden van het geloof is, en in de waarheden van het geloof vanuit het goede van de liefde, ten aanzien van de innerlijke dingen van zijn gemoed een engel van de hemel is, waarom hij dan ook na de dood in de hemel komt en daar een gelukzaligheid geniet overeenkomstig de staat van verbindingen van die beide. Men moet weten, dat in de Nieuwe Hemel, die heden uit de Heer wordt opgericht, dit geloof daarvan het aangezicht, de poort en de korte samenvatting is.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

The Bible

 

Apocalyps 21:1-2

Study

      

1 En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.

2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.

      

From Swedenborg's Works

 

Coronis - Aanhangsel tot Ware Christelijke Religie #23

  
/ 60  
  

23. CORONIS - TWEEDE LEMMA.

Over de Adamietische of Oudste Kerk van deze aardbol.

De wereld heeft tot dusver geloofd, dat onder schepping van hemel en aarde in het eerste Hoofdstuk van Genesis, volgens de letter, de schepping van het heelal wordt verstaan, en onder Adam de eerste mens van deze aardbol. De wereld heeft ook niet anders kunnen geloven, omdat de geestelijke en inwendige zin van het Woord tot nu toe niet was opengedekt; dus ook niet, dat onder het scheppen van hemel en aarde wordt verstaan: uit hen, die het leven in de wereld hebben afgelegd, een engellijke hemel te verzamelen en te stichten, en door middel hiervan een Kerk in de landen af te leiden en voort te brengen (als boven n. 18-20); en dat onder de namen van personen natiën, landstreken en steden, zulke dingen worden verstaan als des hemels en tevens der Kerk zijn; aldus eender onder Adam. Dat met Adam en met alle dingen waarvan in verband met hem en met zijn nageslacht in de eerste Hoofdstukken van Genesis wordt gesproken, de opeenvolgende staten der Oudste Kerk worden beschreven, namelijk haar opgang of morgen, haar voortschrijding in het licht of haar dag, haar afwijking of avond, haar einde of haar nacht, en daarop het Laatste Gericht over hen, en daarna een nieuwe engellijke hemel vanuit de gelovigen, en een nieuwe hel vanuit de ongelovigen, volgens de reeks der voortschrijding in het vorige lemma uiteengezet, is op de nagelproef [ad unguem] ontvouwd, ontwikkeld en aangetoond in DE HEMELSE VERBORGENHEDEN over GENESIS en EXODUS, waaraan acht jaren is gearbeid, en welk werk in London werd uitgegeven; aangezien dit werk in de wereld voorhanden is, is niet meer nodig dan om daaruit de universele dingen kort samengevat te herhalen, welke in dit boekdeel over deze Oudste Kerk zullen worden naar voren gebracht; ter inleiding zullen echter enige plaatsen vanuit het Woord worden aangevoerd, waardoor duidelijk uitkomt dat met scheppen daar wordt aangeduid opnieuw voortbrengen en formeren, en eigenlijk weder verwekken; hetgeen de oorzaak is, waarom de wederverwekking de nieuwe schepping wordt genoemd, waardoor de algehele hemel vanuit de engelen en de algehele Kerk vanuit de mensen ontstaat, bestaat en blijft bestaan. Dat scheppen dit betekent, blijkt duidelijk uit de volgende plaatsen in het Woord:

"Schep in mij een rein hart, o God; en een vasten geest vernieuw in het midden van mij" (Psalm 51:12).

"Opent Gij de hand, zij worden met het goede verzadigd; zendt Gij den geest, zij worden geschapen" (Psalm 104:28, 30).

"Het volk dat geschapen zal worden, zal Jah loven" ( Psalm 102:19).

"Alzo zeide Jehovah, uw SCHEPPER, o Jakob, uw FORMEERDER, o Israël; een elk genoemd naar Mijn naam, tot Mijn heerlijkheid heb Ik hem geschapen" (Jesaja 43:1, 7).

"Opdat zij zien, bekennen, opmerken en verstaan, dat de hand van Jehovah dit heeft gedaan, en de Heilige Israëls dit geschapen heeft", (Jesaja 41:20).

"Ten dage als gij geschapen werd, waren zij bereid; gij waart volkomen in uw wegen van den dag af dat gij geschapen zijt, totdat er verkeerdheid in u gevonden is" (Ezechiël 28:13, 15) dit over de koning van Tyrus."Jehovah, scheppende de hemelen, uitspannende de aarde, gevende de ziel aan het volk daarop" (Jesaja 42:5; Hoofdstuk 45:12, 18).

"Zie, Ik scheppende een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; verblijdt u tot in het eeuwige, de dingen die Ik SCHEPPENDE; zie, Ik zal Hierosolyma een bron scheppen", (Jesaja 65:17, 18).

"Gelijk de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, welke Ik maken zal, voor Mij zullen staan" (Jesaja 66:22).

"Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de vorige hemel en de vorige aarde was voorbijgegaan" (Apocalyps 21:1).

"Wij verwachten naar de belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid zal wonen" (2 Petrus 3:13).

Hierdoor is nu duidelijk gemaakt, wat geestelijk wordt verstaan onder deze woorden in het eerste en tweede vers van Genesis: In de aanvang schiep God den hemel en de aarde; en de aarde was woest en ledig; dat de aarde woest en ledig wordt geheten, betekent dat er niet enig goede des levens nog enig ware der leer bij haar bewoners meer was. Dat de woestheid en de leegte het verstoken zijn van deze twee wezenlijke dingen der Kerk betekent, zal uit duizend plaatsen vanuit het Woord bevestigd worden in het vierde lemma van dit boekdeel aangaande de Israëlitische Kerk; voor het ogenblik dient enigszins ter toelichting het volgende bij Jeremia:

"Ik zag het land, toen, zie, woest en ledig; en naar de hemelen, en niet hun licht; alzo zeide Jehovah: Woestheid zal zijn het ganse land. Hieraan zal het land treuren, en zwart gemaakt zullen worden de hemelen daarboven" (hoofdstuk 4:23, 27, 28).

  
/ 60  
  

Nederlandse vertaling door Anton Zelling. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2001, op www.swedenborg.nl