From Swedenborg's Works

 

Hemel en Hel #596

Study this Passage

  
/ 603  
  

596. Er zijn twee koninkrijken waarin de hemel onderscheiden is, namelijk het hemelse rijk en het geestelijke rijk (zie nr. 20-28). e hellen zijn eveneens in twee rijken onderscheiden, waarvan het een aan het hemelse en het andere aan het geestelijke rijk tegenovergesteld is. Het rijk dat tegenover het hemelse rijk staat, is in de westelijke streek, en zij die zich daarin bevinden heten genii of kwade geesten, maar het rijk dat tegenover het geestelijke staat, is in de noordelijke en zuidelijke streek, en zij die daar zijn heten geesten. Allen die zich in het hemelse rijk bevinden, zijn in de liefde tot de Heer, en allen die in het tegenovergestelde rijk zijn, zijn in de eigenliefde. Allen die in het geestelijk rijk zijn, verkeren in liefde tot de naasten, en allen in het tegenovergestelde rijk zijn, in de liefde tot de wereld. Hieruit blijkt dat de liefde tot de Heer tegenovergesteld is aan de eigenliefde, en eveneens dat de liefde tot de naasten tegenovergesteld is aan de liefde tot de wereld. Voortdurend wordt er door de Heer in voorzien dat er niets uitvloeit uit de hellen tegenover het hemelse rijk, naar hen die in het geestelijk rijk zijn, want als dat zou geschieden dan zou het geestelijk rijk vergaan (zie nr. 578, 579). it zijn twee algemene toestanden van evenwicht die door de Heer steeds onverbroken bewaard worden.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

From Swedenborg's Works

 

Hemel en Hel #579

Study this Passage

  
/ 603  
  

579. Het is mij gegeven geworden door ervaring te weten hoedanig de boosaardigheid is van degenen die kwade engelen (genii) genoemd worden. Deze genii werken en vloeien niet in gedachten maar in neigingen in; deze bemerken zij en ruiken ze zoals honden het wild in een bos. Goede neigingen veranderen zij ogenblikkelijk in kwade, wanneer zij ze bemerken, door ze op wonderlijke wijze te leiden en te buigen door de genietingen van de ander, en dit zo heimelijk en met zulke boosaardige kunstgrepen, dat de ander er niets van vermoedt, omdat zij zorgvuldig oppassen dat er niets in de gedachten komt, want daardoor zouden zij zich verraden. Bij de mens zetten zij zich onder het achterhoofd. Deze waren in de wereld mensen die op bedrieglijke wijze het gemoed van anderen boeiden door hen te leiden en te overreden met het genot van hun neigingen en begeerten. Maar zij worden door de Heer van elke mens weggedreven bij wie nog enige hoop op beterschap is, want zij zijn zodanig dat zij niet alleen het geweten kunnen vernietigen, maar ook in de mens het erfelijk kwaad kunnen opwekken, dat anders verborgen ligt. Opdat de mens dus niet in deze boosheden geleid wordt, is er door de Heer voor gezorgd dat deze hellen altijd geheel gesloten zijn. En wanneer een mens die een dergelijk karakter heeft, na de dood in het andere leven komt, wordt hij onmiddellijk in hun hel geworpen. Deze geesten zien er ook als adders uit, wanneer zij naar hun bedrog en sluwheid beschouwd worden.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.