From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2184

Study this Passage

  
/ 10837  
  

2184. Dat boter het hemelse van het redelijke is, melk het daaruit voortvloeiende geestelijke en de zoon van een rund het overeenstemmende natuurlijke, blijkt uit de betekenis van boter en uit de betekenis van melk en verder uit de betekenis van de zoon van een rund. Wat de boter betreft, dit betekent in het Woord het hemelse en dit vanwege de vettigheid; dat het vet het hemelse is, werd in het eerste deel aangetoond, nr. 353;

en dat olie, omdat dit vet is, het hemelse zelf is, nr. 886;

dat ook de boter het is, kan blijken bij Jesaja:

‘Ziet, een maagd zal een zoon baren, en zijn naam Immanuel heten; boter en honing zal hij eten, opdat hij zal weten te verwerpen het boze en te verkiezen het goede’, (Jesaja 7:14, 15);

waar gehandeld wordt over de Heer, die Immanuel is; en eenieder kan zien, dat door boter niet boter wordt aangeduid, en ook niet honing door honing, maar door boter wordt Zijn hemelse aangeduid en door honing hetgeen uit het hemelse voortkomt.

Bij dezelfde:

‘En het zal geschieden, dat hij vanwege de veelheid van de gewonnen melk, boter zal eten, want boter en honing zal eenieder eten, die overgebleven zal zijn in het midden van het land’, (Jesaja 7:22) waar sprake is van het rijk van de Heer en van hen op aarde die in het rijk van de Heer zijn; de melk staat hier voor het geestelijk goede, de boter voor het hemels goede en de honing voor het gelukzalige ervan.

Bij Mozes:

‘Jehovah alleen leidt hem en met hem geen vreemd God; Hij laat hem rijden op de hoogte der aarde en spijst hem met de inkomsten van de velden en doet hem honing zuigen uit de steenrots en olie uit de kei van de rots; boter van grootvee en melk van kleinvee, met het vet van de lammeren, en van de rammen van de zonen van Baschan, en van de bokken, met het vet van de nieren van tarwe, en het bloed van de druiven zult gij drinken, het loutere’, (Deuteronomium 32:12-14). Wat dit is kan niemand verstaan, wanneer hij niet de innerlijke zin van elk van die dingen weet; het lijkt als het ware een opeenstapeling van uitdrukkingen, zoals die voorkomen in de redevoeringen van de wijzen der wereld, maar toch betekent elk ding het hemelse en het geestelijke daarvan, en verder de zaligheid en het geluk welke daaruit voortkomen; en dit in een harmonische reeks; boter van grootvee is het natuurlijk hemelse, melk van kleinvee is het geestelijk hemelse van het redelijke. Wat echter de melk betreft, dit betekent, als gezegd, het geestelijke uit het hemelse, of het geestelijk hemelse; wat het geestelijk hemelse is, zie men in het eerste deel, nrs. 1577, 1824 en hier en daar elders; dat melk het geestelijke is, dat uit het hemelse voortkomt, vindt hierin zijn reden, dat water het geestelijke betekent, nrs. 680, 739; melk echter, daar er iets vets in is, het geestelijk hemelse, of wat hetzelfde is, het ware van het goede, of wat hetzelfde is, het geloof van de liefde of naastenliefde, of wat eveneens hetzelfde is, het verstandelijke van het goede van de wil, of wat ook weer hetzelfde is, de aandoening van het ware, waarin van binnen de aandoening van het goede is, of wat nogmaals hetzelfde is, de aandoening van de erkentenissen en wetenschappen uit de aandoening van de liefde jegens de naaste, zoals die is bij hen die de naaste liefhebben en zich daarin bevestigen door de erkentenissen van het geloof en ook door wetenschappelijke dingen en deze vandaar liefhebben. Al deze dingen zijn dezelfde als het geestelijk hemelse en worden gebezigd overeenkomstig de zaak waarvan sprake is; dat dit wordt aangeduid, blijkt ook duidelijk uit het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren en wie geen zilver heeft, gaat, koopt en eet; en gaat, koopt zonder zilver en zonder prijs wijn en melk; waarom weegt gijlieden zilver uit voor hetgeen geen brood is’, (Jesaja 55:1, 2) waar wijn voor het geestelijke staat dat tot het geloof behoort, melk voor het geestelijke dat tot de liefde behoort.

Bij Mozes:

‘Hij waste zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed; ogen rood van wijn en tanden wit van melk’, (Mozes 49:11, 12) dit is een profetie van Jakob – toen zijn naam Israël was - over Jehudah, en onder Jehudah wordt hier de Heer beschreven; en door de tanden wit van melk wordt het geestelijk hemelse aangeduid, dat tot Zijn natuurlijke behoorde.

Bij Joël:

‘Het zal te dien dage geschieden dat de bergen van most zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten; en alle beken van Jehudah vol van wateren gaan’, (Joël 3:18) waar sprake is van het rijk van de Heer en de melk staat daar voor het geestelijk hemelse. In het Woord wordt het land Kanaän, waardoor het rijk van de Heer wordt uitgebeeld en aangeduid, ook een ‘land vloeiende van melk en honing’ genoemd, zoals bij, (Numeri 13:27; 14:8; Deuteronomium 26:9, 15; 27:3; Jeremia 11:5; 32:22; Ezechiël 20:6, 15) en daar wordt onder melk niets anders verstaan dan een overvloed van geestelijk hemelse dingen en onder honing een overvloed van daaruit voortvloeiende gelukzaligheden; het land is het hemelse zelf van het rijk, waaruit die dingen voortvloeien. Wat de zoon van een rund betreft, is kort hiervoor in nr. 2180 aangetoond, dat daarmee het natuurlijk hemelse wordt aangeduid; het natuurlijk hemelse is hetzelfde als het natuurlijk goede, of het goede in het natuurlijke; het natuurlijke van de mens heeft, evenals zijn redelijke, zijn goede en ware, want er is overal een huwelijk van het goede en ware, zoals eerder in nr. 2173 is gezegd; het goede van het natuurlijke is de vreugde, die men gewaarwordt door de naastenliefde of door de vriendschap die tot de naastenliefde behoort, uit welke vreugde de lust of de wellust ontstaat, welke eigenlijk tot het lichaam behoort; het ware van het natuurlijke is het wetenschappelijke, dat die vreugde begunstigt, hieruit kan blijken wat het natuurlijk hemelse is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1577

Study this Passage

  
/ 10837  
  

1577. Dat de woorden ‘laat, ik bid u, geen twist zijn tussen mij en tussen u’ betekenen, dat er geen tweedracht tussen beiden moest zijn, dit blijkt uit wat eerder gezegd is. Wat het samengaan of de vereniging van de innerlijke mens met de uiterlijke betreft, daarin bevinden zich meer verborgenheden dan ooit kunnen worden opgesomd. De innerlijke en de uiterlijke mens zijn nooit bij welk mens dan ook verenigd, en konden niet verenigd worden en kunnen niet verenigd worden, dan bij de Heer alleen, waarom Hij ook in de wereld kwam.

Bij de mensen die wedergeboren zijn, schijnt het alsof zij verenigd waren, maar zij behoren de Heer toe, want de dingen die samengaan, behoren de Heer toe, terwijl de dingen die niet samengaan, de mens toebehoren. Er zijn bij de innerlijke mens twee dingen: namelijk het hemelse en het geestelijke, en deze twee maken één uit, wanneer het geestelijke uit het hemelse voortkomt, of wat hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: het goede en het ware, en deze twee maken één uit, wanneer het ware uit het goede voortkomt. Of wat ook hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: de liefde en het geloof, en deze twee maken één uit, wanneer het geloof uit de liefde voortkomt. Of wat eveneens hetzelfde is, er zijn twee dingen bij de innerlijke mens: de wil en het verstand, en deze twee maken één uit, wanneer het verstand uit de wil voortkomt. Nog duidelijker kan dit begrepen worden door het voorbeeld van de zon, waaruit het licht voortkomt; wanneer in het licht uit de zon zowel warmte als schijnsel is, zoals in lentetijd, dan ontspruit alles daardoor en leeft daarvan. Wanneer echter, zoals in ‘s winters, in het licht uit de zon geen warmte is, verstart alles en sterft daardoor. Hieruit staat vast, wat de innerlijke mens uitmaakt. Wat echter de uiterlijke mens uitmaakt, blijkt hieruit.

Bij de uiterlijke mens is alles natuurlijk, want de uiterlijke mens zelf is hetzelfde als de natuurlijke mens. Er wordt gezegd dat de innerlijke mens met de uiterlijke mens is verenigd, wanneer het hemels geestelijke van de innerlijke mens invloeit in het natuurlijke van de uiterlijke mens, en maakt dat zij als één samenwerken. Daardoor wordt het natuurlijke ook hemels en geestelijk, maar in een lagere graad hemels en geestelijk. Of, wat hetzelfde is, de uiterlijke mens wordt daardoor ook hemels en geestelijk, maar uiterlijk hemels en geestelijk. De innerlijke en de uiterlijke mens zijn volkomen onderscheiden, daar het de hemelse en de geestelijke dingen zijn, die de innerlijke mens aandoen, maar de natuurlijke dingen, die de uiterlijke mens aandoen. Ofschoon zij echter onderscheiden zijn, zijn zij toch verenigd, namelijk wanneer het hemels geestelijke van de innerlijke mens in het natuurlijke van de uiterlijke mens invloeit, en daarover als over het zijne beschikt.

Bij de Heer alleen was de innerlijke mens met de uiterlijke mens verenigd, maar bij geen ander mens, dan alleen voor zover de Heer hen verenigd heeft, of verenigt. Alleen de liefde en de naastenliefde of het goede is het, dat verenigt, en er bestaat nooit enige liefde en naastenliefde, dat wil zeggen, enig goeds, dan alleen van de Heer. Van die aard is de vereniging, waarop deze woorden van Abram doelen, ‘Laat toch geen strijd zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders, want wij zijn mannen broeders’. Daarmee, dat gezegd wordt, ‘tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders’, is het als volgt gesteld: zoals er in de innerlijke mens twee dingen zijn, namelijk het hemelse en het geestelijke, die, zoals gezegd, een uitmaken, evenzo in de uiterlijke mens. Het hemelse van hem wordt het natuurlijk goede genoemd, het geestelijke van hem het natuurlijk ware. ‘Er zij geen twist tussen mij en tussen u’ duidt het goede aan, namelijk dat het goede van de innerlijke mens niet met het goede van de uiterlijke mens in strijd zal zijn, en ‘er zij geen twist tussen mijn herders en tussen uw herders’ duidt het ware aan, namelijk dat het ware van de innerlijke mens niet met het ware van de uiterlijke mens in strijd zal zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl