525. En Uw toorn is gekomen en de tijd om de doden te richten, betekent hun ondergang en het Laatste Gericht over hen die niet enig geestelijk leven hebben.
Met Uw toorn wordt het Laatste Gericht aangeduid, nr. 340; en dus hun ondergang; dat dit met de toorn des Heren wordt aangeduid, is omdat het hun toeschijnt alsof de Heer hen uit toorn in de hel werpt, terwijl toch de boze zichzelf erin werpt; het is immers hiermee zoals met een boosdoener die het aan de wet wijt dat hij gestraft wordt, of zoals met iemand die het aan het vuur wijt dat hij zich brandt wanneer hij zijn hand daarin steekt, of zoals met iemand die het aan het getrokken zwaard in de hand van iemand die zich verdedigt wijt, indien hij, wanneer hij op de punt ervan inloopt, doorboord wordt, dit gebeurt met eenieder die tegen de Heer is en uit toorn losstormt op hen die de Heer beschermt; onder de doden die gericht moeten worden, worden in de universele zin de doden vanuit de wereld verstaan; in de eigenlijke zin echter worden degenen verstaan die niet enig geestelijk leven hebben; met betrekking tot dezen wordt er van gericht gesproken, (Johannes 3:18; 5:24, 29); de oorzaak hiervan is deze, dat diegenen levend worden genoemd die het geestelijk leven hebben; het geestelijk leven is enig en alleen bij hen die tot de Heer gaan en tevens de boosheden als zonden schuwen.
Zij die niet enig geestelijk leven hebben, worden in deze plaatsen verstaan:
‘Zij hebben Baäl-Peor aangekleefd en zij hebben de slachtoffers der doden geheten’, (Psalm 106:28).
‘De vijand vervolgt mijn ziel, hij doet mij zitten in de duisternis, zoals de doden der wereld’, (Psalm 143:3).
‘Om te horen het zuchten van de gebondene en om te openen voor de zonen des doods’, (Psalm 102:21).
‘Ik ken uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood; zijt wakende en bevestig de overige dingen die gaan sterven’, (Openbaring 3:1, 2); dat die onder de doden worden verstaan, is omdat de geestelijke dood wordt verstaan en daarom worden ook met de gedoden degenen aangeduid, die door die dood zijn uitgeblust, nrs. 321, 325 en elders.
De doden echter vanuit de wereld worden onder de doden verstaan in deze plaatsen:
‘Gericht worden de doden naar de dingen die geschreven zijn in de boeken’, (Openbaring 20:12).
‘De overige doden herleefden niet’, (Openbaring 20:5); de oorzaak hiervan is deze, dat onder de eerste dood daar de natuurlijke dood wordt verstaan, namelijk het heengaan uit de wereld en onder de tweede dood, de geestelijke dood, te weten de verdoemenis.