The Bible

 

Jeremia 47

Study

   

1 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg.

2 Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden tot een overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen huilen;

3 Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen;

4 Vanwege den dag, die er komt om alle Filistijnen te verstoren, om Tyrus en Sidon allen overgeblevenen helper af te snijden; want de HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel des eilands van Kafthor, verstoren.

5 Kaalheid is op Gaza gekomen; Askelon is uitgeroeid, met het overblijfsel huns dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen maken?

6 O wee, gij zwaard des HEEREN! Hoe lang zult gij niet stil houden? Vaar in uw schede, rust en wees stil!

7 Hoe zoudt gij stil houden? De HEERE heeft toch aan het zwaard bevel gegeven; tegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld.

   

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1201

Study this Passage

  
/ 10837  
  

1201. Dat Zidon de uiterlijke erkentenissen van geestelijke dingen betekent, blijkt hieruit dat hij de eerstgeborene van Kanaän genoemd wordt, want in de innerlijke zin is de eerstgeborene van elke Kerk het geloof, (nrs. 352, 367);

maar hier, waar geen geloof is, omdat de innerlijke dingen ontbreken, zijn er alleen maar uiterlijke erkentenissen van geestelijke dingen, die voor het geloof in de plaats staan, dus erkentenissen, zoals die bij de Joden, welke niet alleen de riten van de uiterlijke godsdienst betreffen, maar ook tal van andere dingen, die tot die dienst behoren, zoals leerstellingen. Dat Zidon deze erkentenissen betekent blijkt ook hieruit, dat Tyrus en Zidon de uiterste grenzen van Filistea waren, en wel aan de zee, en daarom werden door Tyrus de innerlijke erkentenissen aangeduid, en door Zidon de uiterlijke erkentenissen, en wel van de geestelijke dingen; wat ook uit het Woord blijkt, bij Jeremia:

‘Vanwege de dag, die er komt, om alle Filistijnen te verwoesten, om Tyrus en Zidon alle overgeblevenen helper af te snijden, want Jehovah verwoest de Filistijnen, overblijfselen van het eiland Cafthor’, (Jeremia 47:4);

waar de Filistijnen staan voor de wetenschappen van erkentenissen van het geloof en van de naastenliefde; Tyrus voor de innerlijke erkentenissen, en Zidon voor de erkentenissen van de geestelijke dingen.

Bij Joël:

‘Wat hebt u met Mij te doen; u, Tyrus en Zidon, en alle grenzen van Filistea; dat u Mijn zilver en Mijn goud, en Mijn gewenste dingen, de goede, in uw tempels hebt gebracht’, (Joël 3:4, 5);

waar Tyrus en Zidon duidelijk staan voor de erkentenissen, en de grenzen van Filistea worden genoemd, want zilver en goud en goede gewenste dingen, zijn erkentenissen.

Bij Ezechiël:

‘De vorsten van het noorden, zij allen, en elke Zidoniër, die met de doorboorden in de kuil zijn neergedaald, wanneer zij neergestrekt zal zijn in het midden van onbesnedenen met de doorboorden van het zwaard. Farao en zijn ganse bende’, (Ezechiël 32:30, 32);

waar de Zidoniër staat voor de uiterlijke erkentenissen, welke zonder de innerlijke niets anders dan wetenschappelijkheden zijn, vandaar dat hij samen genoemd wordt met Farao of Egypte, waardoor de wetenschappelijkheden wordt aangeduid.

Bij Zacharia:

‘Ook zal Hij Charmath met dezelfde bepalen, Tyrus en Zidon, want zij was zeer wijs’, (Zacharia 9:2);

hier is sprake van Damascus; Tyrus en Zidon staan voor de erkentenissen.

Bij Ezechiël:

‘De inwoners van Zidon en Arvad waren uw roeiers, uw wijzen, o Tyrus, waren in u, die waren uw schippers’, (Ezechiël 27:8);

waar Tyrus voor de innerlijke erkentenissen staat, waarom haar wijzen schippers genoemd worden, en Zidon staat voor de uiterlijke erkentenissen, waarom zij roeiers genoemd worden, want zo verhouden zich de innerlijke erkentenissen tot de uiterlijke.

Bij Jesaja:

‘Zij zwijgen, de inwoners van het eiland, de koopman van Zidon, die over zee vaart, zij hebben u vervuld; maar in vele wateren het zaad van Sichor, de oogst van de rivier, was zijn inkomst, en zij was de markt van de natiën; wordt beschaamd, o Zidon, want zij spreekt, de zee, de sterkte van de zee, zeggende: Ik heb geen barensnood gehad, en ik heb niet gebaard, en ik heb geen jongelingen groot gemaakt en geen jonkvrouwen opgebracht’, (Jesaja 23:2, 3, 4, 5). Zidon staat voor de uiterlijke erkentenissen, welke, omdat er niets innerlijks in is, het zaad van Sichor worden genoemd, en oogst van de rivier, zijn inkomst, macht van natiën, en verder ook zee, sterkte van de zee, en dat zij geen barensnood heeft gehad en niet gebaard heeft; uitdrukkingen, die in de letterlijke zin nooit begrepen zouden worden, maar helder uitkomen in de innerlijke zin, zoals in het overige bij de profeten. Omdat Zidon de uiterlijke erkentenissen betekent, wordt het ook de omtrek van Israël, of van de geestelijke Kerk, genoemd, (Ezechiël 28:24, 26);

want de uiterlijke erkentenissen gedragen zich als een omtrek.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl