The Bible

 

Hosea 3

Study

   

1 En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.

2 En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst.

3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.

4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.

5 Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.

   

From Swedenborg's Works

 

Ware Christelijke Religie #247

Study this Passage

  
/ 853  
  

247. Op vele plaatsen wordt bij de profeten de Kerk bij de Israëlitische en Joodse natie beschreven, namelijk dat zij geheel en al vernietigd en tot niets geworden is, daardoor, omdat zij de zin of het verstand van het Woord hadden vervalst; want niets anders vernietigt de Kerk. Het verstand van het Woord, zowel het ware als het valse, wordt bij de profeten beschreven door Efraďm, vooral bij Hosea; want door Efraďm wordt in het Woord het verstand in de Kerk aangeduid. Aangezien het verstand van het Woord de Kerk maakt, wordt Efraďm genoemd

‘kostelijke zoon en kind der verrukkingen’, (Jeremia 31:20);

‘Eerstverwekte’, (Jeremia 31:9);

‘Sterkte van het hoofd van Jehovah’, (Psalm 60:9);

‘Machtige’, (Zacharia 10:7);

‘met de boog gevulde’, (Zacharia 9:13);

en de zonen van Efraďm worden genoemd

‘gewapenden en boogschutters’, (Psalm 78:9).

Want door de boog wordt de tegen de valsheden strijdende leer uit het Woord aangeduid. Daarom ook, ‘werd Eraďm overgebracht tot de rechterhand van Israël, en gezegend, en voorts in de plaats van Ruben aangenomen’, (Genesis 48:5, 14 e.v.). Daarom, ‘werd Efraďm met zijn broeder Menasse door Mozes in de zegen van de zonen van Israël onder de naam van hun vader Jozef boven allen verhoogd’, (Deuteronomium 33:13-17). Van welke aard de Kerk echter is, wanneer het verstand van het Woord te gronde is gegaan, wordt eveneens bij de profeten door Efraďm beschreven, vooral bij Hosea, zoals in de volgende plaatsen:

‘Israël en Efraďm zullen vallen. Efraďm zal tot verlating worden; Efraďm is verdrukt en geschokt door het gericht’, (Hosea 5:5, 9, 11-12, 13, 14);

‘Wat zal Ik u doen, o Efraďm, dewijl uw heiligheid als een wolk des dageraads, en als de dauw die des morgens valt, heengaat’, (Hosea 6:4);

‘Zij zullen niet wonen in het land van Jehovah; Efraďm zal in Egypte wederkeren, en in Assyrië het onreine eten’, (Hosea 9:3).

Het land van Jehovah is de Kerk; Egypte is het wetenschappelijke van de natuurlijke mens; Assyrië is de redenering daaruit; vanuit deze twee tezamen wordt het Woord ten aanzien van het innerlijke verstand ervan vervalst. Daarom wordt gezegd, dat Efraďm in Egypte zal wederkeren en in Assyrië het onreine zal eten. ‘Efraďm weidt zich met wind, en hij achtervolgt de oostenwind; elke dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting; hij maakt met Assyrië een verbond, en olie wordt naar Egypte gevoerd’, (Hosea 12:2). Zich met wind weiden, de oostenwind achtervolgen, en leugen en verwoesting vermenigvuldigen, wil zeggen: de waarheden vervalsen, en dus zo de Kerk vernietigen. Iets dergelijks wordt ook aangeduid door de hoererij van Efraďm; want hoererij betekent de vervalsingen van het verstand van het Woord, dat wil zeggen, van het echte ware daarvan, zoals in de volgende plaatsen,

‘Ik ken Efraďm, dat hij geheel en al gehoereerd heeft, en Israël is bevlekt’, (Hosea 5:3);

‘In het huis Israëls zag Ik een afschuwelijke zaak; aldaar bedreef Efraďm hoererij, en Israël is bevlekt’, (Hosea 6:10).

Israël is de Kerk zelf en Efraďm is het verstand van het Woord, waaruit en waarnaar de Kerk is. Daarom wordt gezegd, dat Efraďm hoererij bedreef en Israël bevlekt is. Aangezien de Kerk bij de Israëlitische en de Joodse natie door vervalsingen van het Woord volledig vernietigd werd, wordt er van Efraďm gezegd:

‘Ik zal u geven, Efraďm, Ik zal u overleveren, Israël, gelijk Adamah, en Ik zal u stellen als Zebďm’, (Hosea 11:8).

Aangezien nu bij de profeet Hosea van het eerste hoofdstuk tot het laatste gehandeld wordt over de vervalsing van het echte verstand van het Woord, en over de vernietiging van de Kerk daardoor, en aangezien door hoererij de vervalsing van het ware daarin wordt aangeduid, werd het deze profeet, opdat hij deze staat van de Kerk zou uitbeelden, bevolen, zich een hoer tot echtgenote te nemen, en zonen uit haar te verwekken’, (Hosea 1), en andermaal, ‘een overspelige vrouw te nemen’, (Hosea 3). Deze dingen werden aangehaald, opdat men uit het Woord zal weten en vaststellen, dat de Kerk van dien aard is als het verstand van het Woord in haar is, uitnemend en kostbaar, indien het het verstand is vanuit echte waarheden vanuit het Woord, maar vernietigd, ja zelfs vuil, als het vanuit het vervalste is.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.