Библијата

 

Joël 2:24

Студија

       

24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.

Библијата

 

I Koningen 8:36

Студија

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Од делата на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2661

Проучи го овој пасус

  
/ 10837  
  

2661. Dat de woorden ‘ter oorzake van zijn zoon’ betekenen: ter wille hiervan, dat Hij het liefhad, namelijk het eerste redelijke, blijkt uit de betekenis van de zoon, namelijk van de dienstmaagd, wat het louter menselijke of het eerste redelijke was, waarover eerder. De reden van de smart wordt hier weliswaar niet vermeld, maar toch blijkt het duidelijk uit hetgeen volgt, dat het vanwege de liefde is, want er wordt gezegd ‘ter oorzake van zijn zoon’ en er wordt over hem gehandeld in hetgeen volgt in de verzen 13-21. Opdat men evenwel zal weten, waarom Hij deze smart had, of waarom er gezegd wordt, dat ‘het woord zeer boos was in Abrahams ogen ter oorzake van zijn zoon’ kan dit weinige enigszins dienen tot verduidelijking: de Heer kwam niet in de wereld, om de hemelsen, maar om de geestelijken te behouden. De Oudste Kerk, die Mens [Adam] werd genoemd, was hemels, en wanneer die in haar ongereptheid was gebleven, zou de Heer het niet nodig gehad hebben om als mens geboren te worden; maar zodra die Kerk begon te verzwakken, voorzag de Heer, dat de hemelse Kerk geheel en al van de wereld zou vergaan en daarom werd toen terstond de voorzegging gedaan ten aanzien van de Komst van de Heer in de wereld, (Genesis 3:15). Na de tijd van deze Kerk was er geen hemelse Kerk meer, maar een geestelijke Kerk; de Oude Kerk die na de vloed bestond, was een geestelijke Kerk, waarover herhaalde malen in het eerste deel. Deze Kerk, of degenen die van deze Kerk waren, zouden niet behouden hebben kunnen worden, wanneer de Heer niet in de wereld was gekomen; dezen worden bedoeld door de woorden van de Heer bij Mattheüs:

‘Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn; Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot berouw’, (Mattheüs 9:12, 13) en ook door deze woorden bij Johannes:

‘En Ik heb andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één herder’, (Johannes 10:16);

en eveneens door de gelijkenis van de honderd schapen, bij (Mattheüs 18:11-13). Daar nu door Izaäk, zoals door hem het Goddelijk Redelijke wordt uitgebeeld, ook de hemelsen worden aangeduid – die erfgenamen worden genoemd – en door Ismaël, zoals door hem het louter menselijk redelijke van de Heer wordt uitgebeeld, ook de geestelijken worden aangeduid – die zonen worden genoemd – zoals ook duidelijk blijkt uit wat eerder in nr. 2658 is gezegd, ligt hier de reden van Zijn smart uit Goddelijke Liefde zoals getoond in de woorden in dit vers. Vandaar ook de dingen, die volgen van vers 13-21, waar door Hagars zoon en door de moeder de geestelijke Kerk wordt aangeduid en gehandeld wordt over de staat van die Kerk of over de staat van diegenen die van deze Kerk waren, nr. 2612.

Deze verborgenheden kunnen vooralsnog niet met meer dingen worden ontvouwd; slechts nog dit, dat bij de Heer, toen Hij in de wereld was, alle staten van de Kerk werden uitgebeeld en op welke wijze zij die van de Kerk waren, door Hem behouden werden; vandaar worden ook dezelfde staten van de Kerk door dezelfde namen aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl