4
Zo sprak dan Jonathangoed van David tot zijn vaderSaul; en hij zeide tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knechtDavid, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn.
18
En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen had, het vee, dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-Aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het landKanaan.