スウェーデンボルグの著作から

 

Hemel en Hel#493

この節の研究

  
/ 603に移動  
  

493. De eerste staat van de mens na de dood is gelijk aan die van de wereld, omdat hij dan nog in zijn uiterlijk is. Zijn gelaat is gelijk, zijn spraak is gelijk en zijn gesteldheid is gelijk, derhalve ook zijn zedelijk en burgerlijk leven. Hij weet daarom ook niet beter dan dat hij nog in de wereld is; tenzij hij let op hetgeen om hem heen voorvalt en op hetgeen de engelen hem hebben meegedeeld toen hij werd opgewekt, dat hij nu een geest is (zie nr. 450). ldus gaat het ene leven in het andere over en is de dood alleen de overgang.

  
/ 603に移動  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

スウェーデンボルグの著作から

 

Apocalyps Onthuld#552

この節の研究

  
/ 962に移動  
  

552. Geworpen is hij op de aarde en zijn engelen zijn met hem geworpen, betekent in de wereld der geesten, die midden tussen de hemel en de hel is en waaruit er rechtstreekse verbinding is met de mensen van de aardbol.

Dat onder de aarde, waarvan gezegd wordt dat de draak daarop geworpen werd, de wereld der geesten wordt verstaan, is omdat deze wereld onmiddellijk onder de hemelen ligt en wanneer iemand uit de hemel wordt neergeworpen, valt hij niet gelijk in de hel, maar op het land van deze wereld het naast daaronder gelegen; die wereld immers is midden tussen de hemel en de hel, of beneden de hemelen en boven de hellen; over deze wereld zie het werk ‘Hemel en Hel’ uitgegeven te Londen in 1758, nrs. 421-535.

Al degenen die in die wereld zijn, hebben rechtstreeks gemeenschap met de mensen op aarde en dus de draak en zijn engelen met degenen die in de valse dingen en daaruit in de boze dingen zijn vanuit de aangenomen ketterij over het geloof-alleen; en daarom wordt in wat volgt gezegd:

‘Hierom verheugt u, gij hemelen; wee degenen die de aarde en de zee bewonen, omdat de duivel tot u afgekomen is, hebbende grote toorn, wetende, dat hij een geringe tijd heeft’, (Openbaring 12:12).

En verder, ‘dat hij de vrouw vervolgde in de woestijn en heenging om oorlog te voeren tegen de overigen van haar zaad’, (Openbaring 12:13-17).

Men moet weten, dat ieder mens ten aanzien van zijn aandoeningen en het denken daaruit, in gezelschap is met degenen die in de wereld der geesten zijn en door middel van hen met degenen die òf in de hemel, òf in de hel zijn; het leven van ieder mens hangt van die verbinding af.

  
/ 962に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemel en Hel#450

この節の研究

  
/ 603に移動  
  

450. Wanneer de hemelse engelen bij de opgewekte mens zijn, verlaten zij hem niet, omdat zij iedereen liefhebben; wanneer echter de geest van een aard is, dat hij niet langer in het gezelschap van de hemelse engelen zijn kan, voelt hij de wens opkomen om zich van hen te scheiden. Wanneer hij dit doet, komen de engelen van het geestelijk koninkrijk van de Heer en geven hem het gebruik van het licht; want tot dusverre zag hij niets, maar had hij alleen zijn gedachten. Hoe dit toegaat, werd mij ook getoond. Deze engelen schenen een vlies af te rollen van het linkeroog, naar de neus toe, opdat het oog geopend en het gezichtsvermogen medegedeeld wordt. Het scheen de geest alsof deze bewerking werkelijk geschiedde; het is echter alleen schijn. Nadat de schel aldus scheen weggerold te zijn, heeft men enig licht, maar schemerachtig, gelijk het licht dat iemand bij het allereerste ontwaken door de oogleden heen gewaarwordt. Het schemerlicht dat door mij werd gezien, scheen van hemelse kleur; later werd mij gemeld dat er verschillende kleuren zijn naar de verschillende geesten. Daarna is er een gevoel alsof er iets zachtjes van het gezicht wordt afgerold; is dit geschied, dan wordt de opgewekte mens in een staat van geestelijke gedachten ingeleid. Dit iets afnemen van het gezicht is eveneens alleen schijn; maar daardoor wordt voorgesteld, dat de geest van de natuurlijke gedachte in de geestelijke overgaat. De engelen nemen de hoogste omzichtigheid in acht, opdat geen denkbeeld door de opgewekte mens zou worden geuit, dan alleen die welke verwant zijn aan de liefde, en dan zeggen zij hem dat hij een geest is. Nadat de geestelijke engelen het gebruik van het licht aan de nieuw geboren geest hebben gegeven, betonen zij hem alle diensten die hij in die staat zou kunnen wensen en zij onderrichten hem in de zaken van het andere leven in zoverre hij in staat is om die te bevatten. Is echter de opgewekte mens van een aard dat hij geen onderricht wil ontvangen, zo wenst hij van het gezelschap van de engelen ontslagen te zijn. De engelen verlaten hem evenwel niet, maar hij zelf scheidt zich van hen af; want de engelen hebben iedereen lief en wensen niets vuriger dan liefderijke diensten te bewijzen, te onderrichten en naar de hemel te leiden; daarin bestaat hun hoogste blijdschap. Wanneer de geest zich op deze wijze heeft afgescheiden, komt hij onder de zorg van de goede geesten, die hem, zolang hij in hun gezelschap is, eveneens allerlei vriendelijke diensten bewijzen. Is nu zijn leven in de wereld echter zodanig geweest, dat hij ook in het bijzijn van de goeden niet zijn kan, dan begeert hij eveneens van hen ontslagen te zijn; en dit zolang en zo dikwijls totdat hij zich aansluit bij zulke geesten die geheel en al overeenkomen met zijn leven in de wereld. In hun gezelschap vindt hij zijn eigen leven terug, en wat het wonderlijkste is, dan zet hij een soortgelijk leven voort als hij in de wereld heeft geleid.

  
/ 603に移動  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.