聖書

 

Joël 2:21

勉強

       

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

聖書

 

Jeremia 13:16

勉強

       

16 Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#6427

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

6427. Wat in deze beide verzen in de innerlijke zin is vervat, blijkt uit de dingen die ontvouwd zijn, niettemin kunnen deze dingen wel niet anders dan duister zijn, indien men niet weet hoedanig het geestelijk rijk is; dit rijk bestaat uit degenen die in het ware van het geloof zijn, maar die dit ware van het leven maken en dus tot het goede; het ware van het geloof wordt, wanneer men ernaar leeft, het goede, en het wordt het goede van het ware genoemd, maar in wezen is het het ware met de daad. Het ware van het geloof in de geestelijke Kerk van de Heer is verschillend, want in de ene Kerk wordt datgene het ware genoemd wat in de andere niet het ware wordt genoemd en dit volgens de leer van elke Kerk; zo zijn het dus de leerstellige dingen die de ware dingen worden genoemd; het zijn deze ware dingen die met het goede worden verbonden en het goede van de geestelijke Kerk maken; vandaar wordt het goede zoals het ware is, want het goede heeft zijn hoedanigheid uit de ware dingen; daaruit kan vaststaan dat het goede van de geestelijke Kerk onzuiver is en dat, omdat het onzuiver is, de geestelijken niet in de hemel kunnen worden toegelaten, tenzij door Goddelijke middelen; het eigenlijke Goddelijk middel zelf was dat de Heer in de wereld kwam en het Menselijke in Zich Goddelijk maakte, daardoor zijn de geestelijken gezaligd, maar omdat het goede bij hen onzuiver is, kunnen zij wel niet anders dan bestookt worden door boze en valse dingen en zo in strijd zijn; maar de Heer voorziet daarin dat door die worstelingen het onzuivere bij hen bij graden wordt gezuiverd, want de Heer strijdt voor hen; deze dingen zijn het die daarmee worden aangeduid dat ‘de dochter loopt op de muur; zij verbitteren hem en zij schieten en zij haten hem, de pijlschieters; en hij zal zitten in de stevigheid des boogs en de armen zijner handen worden versterkt door de handen van de machtige Jakob; daarvandaan de herder, de steen Israëls’. Zie eveneens wat over degenen die van de geestelijke Kerk zijn eerder is gezegd, namelijk dat er voor hen het duistere is ten aanzien van het ware en vandaar van het goede, nrs. 2708, 2715, 2718, 2831, 2935, 2937, 3241, 3246, 3833, 6289;

dat dit duistere wordt beschreven door het Goddelijk Menselijke van de Heer, nr. 2716;

dat vóór de Komst van de Heer het geestelijk rijk er niet was, zodanig als het was na Zijn Komst, nr. 6372;

dat de Heer in de wereld is gekomen om de geestelijken te zaligen en dat zij gezaligd worden door het Goddelijk Menselijke van de Heer, nrs. 2661, 2716, 2833, 2834, 3969;

vandaar blijkt het eveneens dat met ‘de armen zijner handen worden versterkt door de handen van de machtige Jakob; daarvandaan de herder, de steen Israëls’ de macht wordt aangeduid van de krachten om te strijden uit de Almacht van het Goddelijk Menselijke van de Heer, waarvandaan het geestelijk rijk al het goede en ware heeft, nrs. 6424-6426.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl