Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6303

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

6303. En God zal met ulieden zijn; dat dit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van God zal met ulieden zijn, namelijk de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer, want wanneer de Heer met iemand is, dan leidt Hij hem en voorziet Hij daarin dat alle dingen die gebeuren, hetzij droevig, hetzij vreugdevol, voor hem ten goede uitvallen; dit is de Goddelijke Voorzienigheid. Dat er wordt gezegd de Voorzienigheid van de Heer, komt omdat er wordt gezegd God met ulieden en onder God en onder Jehovah wordt in het Woord de Heer verstaan; er is immers geen andere God behalve Hijzelf; Hijzelf is immers de Vader en Hijzelf is de Zoon, want Zij zijn één; de Vader is in Hem en Hij is in de Vader, zoals Hijzelf leert bij, (Johannes 14:9-11);

zie ook de nrs. 1343, 1736, 2921, 3035, 5663.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5663

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

5663. Uw God en de God uws vaders; dat dit het Goddelijk Menselijke van de Heer betekent, kan hieruit vaststaan dat waar in het Woord God of Jehovah wordt genoemd, de Heer wordt verstaan en geen ander, nrs. 1343, 1736, 2921, 3035;

en dat wanneer wordt gezegd uw God en de God uws vaders, dat wil zeggen: de God van Israël en van Jakob en van zijn zonen, het Goddelijk Menselijke van de Heer wordt verstaan en wel ten aanzien van het Goddelijk Natuurlijke, nrs. 3305, 4286, 4570; want Israël beeldde de Heer uit ten aanzien van het innerlijk Natuurlijke en Jakob ten aanzien van het uiterlijk Natuurlijke en de zonen ten aanzien van de ware dingen in dat Natuurlijke. Dat onder God en Jehovah in het Woord de Heer werd verstaan, wist de Joodse Kerk niet, noch weet de christelijke Kerk dit heden ten dage; dat de christelijke Kerk dit niet heeft geweten, komt omdat zij het Goddelijke in drie persoenen heeft onderscheiden; maar de Oude Kerk, die na de vloed was en vooral de Oudste Kerk , die vóór de vloed was, hebben geen ander onder Jehovah en God verstaan dan de Heer en wel Hem ten aanzien van het Goddelijk Menselijke; zij wisten ook van het Goddelijke Zelf dat in de Heer is en dat Hij Zijn Vader noemt, maar over dat Goddelijke Zelf dat in de Heer is, konden zij niet denken, maar wel over het Goddelijk Menselijke; en dus konden zij met geen ander Goddelijke verbonden worden; de verbinding immers vindt plaats door het denken, dat van het verstand is en door de aandoening die van de wil is, dus door het geloof en door de liefde; wanneer men immers denkt over het Goddelijke Zelf, vallen die gedachten als het ware in een onbegrensd heelal en wordt zo verstrooid, omdat er geen verbinding is; anders is het gesteld wanneer men denkt over het Goddelijke Zelf als het Goddelijk Menselijke; en zij wisten dat zij, indien zij niet met het Goddelijke werden verbonden, niet gezaligd konden worden; daarom was het het Goddelijk Menselijke dat de Oude Kerken hebben aanbeden; Jehovah openbaarde Zich ook in het Goddelijk Menselijke bij hen; en het Goddelijk Menselijke was het Goddelijke Zelf in de hemel; de hemel immers stelt één mens samen, die de Grootste Mens wordt genoemd, waarover tot nu toe aan het einde van de hoofdstukken is gehandeld; dit Goddelijke in de hemel is niet iets anders dan het Goddelijke zelf, maar in de hemel als Goddelijk Mens; het is deze Mens die de Heer opgenomen en in Zich Goddelijk gemaakt en met het Goddelijk Zelf verenigd heeft, zoals Hij uit het eeuwige verenigd is geweest, want uit het eeuwige is Hij één; en wel omdat het menselijk geslacht anders niet had kunnen worden gezaligd; het kon immers niet langer voldoende zijn dat het Goddelijke Zelf door de hemel, dus door het Goddelijk Menselijke daar, kon invloeien in het menselijk gemoed en daarom wilde het Goddelijke Zelf het Goddelijk Menselijke daadwerkelijk door een in de wereld opgenomen Menselijke met Zich verenigen en de ene en de andere is de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Aus Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4570

studieren Sie diesen Abschnitt

  
/ 10837  
  

4570. Maar veeleer Israël zal uw naam zijn; dat dit betekent hoedanig het innerlijk natuurlijk goede is of hoedanig het geestelijke daarvan, namelijk Israël; en Hij noemde zijn naam Israël; dat dit het innerlijk natuurlijke of het hemels-geestelijke van het natuurlijke betekent, staat vast uit de betekenis van de naam, namelijk het hoedanige, waarover eerder in nr. 4568;

en uit de betekenis van Israël, namelijk het innerlijke van het natuurlijke van de Heer. Waarom Jakob Israël werd genoemd, kan niemand weten dan alleen degene die weet wat het innerlijk natuurlijke en wat het uiterlijk natuurlijke is en verder wat het hemels-geestelijke van het natuurlijke is; weliswaar zijn deze dingen eerder ontvouwd, toen Jakob door de engel Israël werd genoemd, maar omdat het zodanige dingen zijn dat men daarover weinig, zo al enige erkentenis heeft, moet het daarom opnieuw ontvouwd worden wat zij zijn.

Bij de mens zijn twee dingen ten strengste van elkaar onderscheiden, namelijk: het redelijke en het natuurlijke; het redelijke stelt de innerlijke mens samen en het natuurlijke de uiterlijke; maar het natuurlijke heeft evenals het redelijke, ook zijn uiterlijke en innerlijke; het uiterlijke van het natuurlijke, is vanuit de zinlijke dingen van het lichaam en vanuit de dingen die vanuit de wereld door de zinlijke dingen rechtstreeks invloeien; hierdoor heeft de mens vergemeenschapping met de wereldse en lichamelijke dingen; degenen die alleen in dit natuurlijke zijn, worden zinlijke mensen genoemd, want zij gaan met hun denken nauwelijks daarbuiten; het innerlijke van het natuurlijke echter wordt samengesteld door dingen die analytisch en analogisch daaruit worden geconcludeerd, niettemin trekt het de dingen vanuit de zinlijke dingen en leidt ze daarvan af; zo heeft het natuurlijke door de zinlijke dingen gemeenschap met de wereldse en lichamelijk dingen en door de analogische en analytische dingen met het redelijke, dus met de dingen die van de geestelijke wereld zijn; zodanig is het natuurlijke. Er bestaat eveneens een bemiddelende, dat zowel gemeenschap heeft met het ene als met het andere, namelijk met het uiterlijke en het innerlijke, dus door het uiterlijke met de dingen die in de natuurlijke wereld zijn en door het innerlijke met de dingen die in de geestelijke wereld zijn; het is dit natuurlijke dat Jakob in het bijzonder uitbeeldt en het is het innerlijk natuurlijke dat Israël uitbeeldt. Met het redelijke is het eender gesteld, namelijk dat er een uiterlijke en een innerlijke is en eveneens een middelste; maar hierover moet, vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer, gesproken worden, daar waar over Jozef wordt gehandeld, omdat Jozef het uiterlijke van het redelijke uitbeeldt. Wat echter het hemels-geestelijke is, werd eerder enige malen gezegd, namelijk dat het hemelse is wat van het goede is en het geestelijke dat wat van het ware is; dus is het hemels-geestelijke dat wat van het goede is uit het ware. Omdat nu de Kerk van de Heer uiterlijk en innerlijk is en door Jakobs nakomelingen de innerlijke dingen van de Kerk de uiterlijke dingen moesten worden uitgebeeld, kon Jakob daarom niet langer Jakob worden genoemd, maar Israël; zie eerder de nrs. 4286, 4292. Bovendien moet men weten dat zowel het redelijke als het natuurlijke hemels en geestelijk wordt genoemd: hemels wanneer zij het goede opnemen en geestelijk wanneer zij het ware opnemen uit de Heer, want het goede dat uit de Heer in de hemel invloeit, wordt het hemelse genoemd en het ware wordt het geestelijke genoemd. Dat Jakob Israël wordt genoemd, betekent in de hoogste zin dat de Heer tot de innerlijke dingen was voortgegaan en het Natuurlijke in Zich Goddelijk heeft gemaakt, zowel ten aanzien van het uiterlijke als ten aanzien van het innerlijke ervan; want wat wordt uitgebeeld, heeft in de hoogste zin betrekking op Hem.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl