8680. En Jethro, de schoonvader van Mozes, nam voor God brandoffer en slachtoffers; dat dit de eredienst betekent van het brandoffer en de slachtoffers, namelijk dat die uitbeeldend waren voor hemelse en geestelijke zaken, die van de innerlijke eredienst zijn: de uitbeelding van de brandoffers was ten aanzien van de hemelse dingen, dat wil zeggen, voor het goede van de liefde en de slachtoffers waren uitbeeldend voor de geestelijke dingen, dat wil zeggen, voor het ware van het geloof, nrs. 922, 923, 1823, 2180, 2805, 2807, 2830, 3519, 6905; dat de brandoffers uitbeeldingen waren die van het goede van de liefde waren en de slachtoffers ten aanzien de waarheden van het geloof, staat vast uit de inzetting ervan, namelijk dat de brandoffers volledig werden verteerd, zowel het vlees als het bloed, maar van de slachtoffers werd het vlees gegeten, zoals kan vaststaan bij (Leviticus hoofdstuk 1-5, Numeri 28:1) en bij Deuteronomium: ‘Opdat gij uw brandoffers, het vlees en het bloed, maakt op het altaar van Jehovah, uw God; en het bloed van de slachtoffers zal uitgegoten worden op het altaar van Jehovah, uw God en het vlees zult gij eten’, (Deuteronomium 12:27).

Dat die twee zaken werden uitgebeeld door brandoffers en slachtoffers, was omdat brandoffers en slachtoffers de gehele eredienst van God in het algemeen uitbeeldden, nrs. 923, 6905; en de eredienst van God in het algemeen wordt gegrondvest op de liefde en het geloof, want zonder deze is er geen eredienst, maar slechts een ritueel, zodanig als die van de uiterlijke mens is zonder de innerlijke, dus zonder leven.