14
En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
14
En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
3680. And sent him to Paddan-aram. That this signifies the beginning of manifestation [existentia] through the knowledges of this good, is evident from the signification of “sending him,” as being the beginning of manifestation (n. 3674); and from the signification of “Paddan-aram,” as being the knowledges of truth (n. 3664). They are called the knowledges of good, because all truths are knowledges of good; and truths which are not from good, or which do not look to good as the end, are not truths; but insofar as they look to doctrine, they are called the knowledges of truth.