21
En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
21
En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
3083. Dat de woorden ‘en vulde haar kruik’ de vaten van de opneming betekenen, blijkt uit de betekenis van de kruik, die omdat ze een ontvangend vat is voor water, in de innerlijke zin een ontvanger is van de erkentenissen van het ware en verder eveneens het ware zelf, dat door het water wordt aangeduid; dat het water in de innerlijke zin de erkentenissen is, voorts het ware, zie de nrs. 28, 680, 2702, 3058.