Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5111
5111. En hij zei tot hem; dat dit de onthulling betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord, namelijk het doorvatten, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619, 2862, 3395, 3509; dus is het eveneens de onthulling, want die is de innerlijke doorvatting en vanuit de doorvatting.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1791
1791. Dat ‘Abram zei: Heer Jehovih’ de innerlijke gewaarwording van de Heer betekent, kan hieruit blijken, dat de Heer de binnenste en volmaaktste van alle innerlijke gewaarwordingen had. De innerlijke gewaarwording was, als eerder gezegd, het waarnemende gevoel en de waarnemende erkentenis van alle dingen die in de hemel gebeurden, en het was de voortdurende gemeenschap en de binnenste samenspraak met Jehovah, welke alleen de Heer had; deze gewaarwording wordt in de innerlijke zin verstaan onder de woorden dat Abram tot Jehovah zei, en dit is daarom uitgebeeld door Abram wanneer hij met Jehovah sprak; evenzo waar in hetgeen volgt de uitdrukking ‘Abram zei tot Jehovah’ voorkomt.