27
Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd; de HEERE is rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddelozen!
27
Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd; de HEERE is rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddelozen!
7565. En hij liet zijn knechten en zijn vee in het veld; dat dit betekent dat zij niet werden weggeborgen en bewaard, staat vast uit de betekenis van in het veld gelaten worden, dus vergaan door de valsheden vanuit het boze, die worden aangeduid met de hagel, ten gevolge waarvan zij zouden sterven, nrs. 7559 – 7561; deze zijn het die niet werden weggeborgen en bewaard en het zijn die waarheden en goedheden die niet van de Heer zijn, nr. 7564; met de knechten worden diegenen aangeduid die in het natuurlijk gemoed zijn, nrs. 7562, 7563; en met vee de waarheden en goedheden die, omdat zij niet van de Heer zijn, niet in de innerlijke dingen kunnen worden weggeborgen.