92. 5. Dat uit de invloeiing van het huwelijk van het goede en het ware uit de Heer de geslachtelijke liefde en de echtelijke liefde is.
Dat het goede en het ware de universele dingen van de schepping zijn en vandaar in alle geschapen domeinen en dat zij hierin zijn volgens de vorm van eenieder en dat het goede en het ware niet als twee maar als één voortgaan uit de Heer, is eerder in de nrs. 84-87 getoond.
Hieruit volgt dat er een universele echtelijke sfeer voortgaat uit de Heer en het heelal doordringt van eersten tot de laatsten ervan, dus van de engelen tot de wormen toe.
Dat er zo’n sfeer van het huwelijk van het goede en het ware voortgaat uit de Heer, komt omdat zij ook is de sfeer van de voortplanting, dat wil zeggen, van het verwekken en de vruchtmaking.
En deze is hetzelfde als de Goddelijke Voorzienigheid van de instandhouding van het heelal door opeenvolgende verwekkingen.
Omdat nu die universele sfeer, namelijk die van het goede en het ware, invloeit in alle domeinen volgens de vorm van elk, nr. 86, zo volgt dat een man die opneemt volgens zijn vorm, dus in het verstand, omdat hij een verstandelijke vorm is; en dat een vrouw die opneemt volgens haar vorm, dus in haar wil, omdat zij een vorm is van de wil, uit het verstandelijke van de man.
En omdat diezelfde sfeer ook de sfeer van de verwekking is, volgt dat daaruit de geslachtelijke liefde is.
