ბიბლია

 

Ezechiël 42:3

Სწავლა

       

3 Tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had, was galerij tegen galerij, in drie rijen.

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9486

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

9486. Van houten van Sittim; dat dit de gerechtigheid betekent, staat vast uit de betekenis van het hout van Sittim, namelijk het goede van de verdienste dat van de Heer alleen is, nr. 9472, dus eveneens de gerechtigheid, dat het goede van de verdienste is.

De Heer heeft immers uit eigen macht de algehele hemel in de orde teruggebracht en de hellen onderworpen en tegelijk toen het Menselijke in Zich Goddelijk gemaakt; vandaar heeft Hij de verdienste en de gerechtigheid en daarom is het enige goede dat in de hemel regeert en dat de hemel maakt, het goede van de verdienste en de gerechtigheid van de Heer is; dus Zijn Goddelijk Menselijke, want Dit is de verdienste en de Gerechtigheid geworden; dat die dingen door de Heer uit eigen macht zijn, staat vast bij Jesaja: ‘Wie is Deze Die komt uit Edom; Ik ben het Die spreekt in Gerechtigheid, groot om te zaligen.’

Ik heb de pers alleen getreden en van de volken was er geen man met Mij; Ik heb rondom geschouwd, maar er was niemand die hielp; en Ik was verbaasd, maar er was niemand die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt’, (Jesaja 63:1-5).

Bij dezelfde: ‘Hij zag dat er geen man was en Hij was verbaasd dat er niemand was die tussenkomst verleende; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan en Zijn gerechtigheid wekte Hem op; Hij trok de gerechtigheid aan zoals een pantser’, (Jesaja 59:16,17).

Bij Jeremia: ‘Dit is Zijn Naam waarmee zij Hem zullen noemen: Jehovah onze Gerechtigheid’, (Jeremia 23:6; 33:15,16).

En bij Johannes: ‘Ik leg Mijn ziel af en Ik zal haar wederom nemen; niemand neemt haar van Mij, Ik leg haar van Mijzelf af; Ik heb de mogendheid haar af te leggen en Ik heb de mogendheid haar wederom te nemen’, (Johannes 10:17,18).

Hieruit blijkt dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, de Verdienste en de Gerechtigheid uit Zichzelf is.

Omdat met de ark de hemel wordt aangeduid waar de Heer is, werd daarom met de bouw ervan hout van Sittim gebruikt, waarmee dat goede wordt aangeduid.

Met hout immers wordt in het algemeen het goede aangeduid, nrs. 643, 3720, 8354, daarom schijnen degenen in het andere leven die verdienste in de werken stellen, hout te zagen, waaronder iets van de Heer is, nrs. 1110, 4943, 8740; vandaar wordt met ‘de houten van het brandoffer splijten’ aangeduid het goede van de verdienste of het goede dat van de werken is, nrs. 2784, 2812.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl