スウェーデンボルグの著作から

 

Ware Christelijke Religie#456

この節の研究

  
/ 853に移動  
  

456. De verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste.

Het is bekend, dat de van de berg Sinaď af verkondigde Wet geschreven was op twee tafelen, en dat de ene daarvan betrekking heeft op God en de andere op de mensen, en dat zij in de hand van Mozes één tafel waren, en dat was geschreven op de rechterzijde God betrof en dat was geschreven op de linkerzijde de mensen betrof; en dat zo dus, aan de ogen van de mensen voorgelegd, het geschrevene aan beide zijden tegelijkertijd gezien werd, zodat het ene gedeelte tegenover het andere stond, zoals Jehovah sprekend met Mozes en Mozes met Jehovah van aangezicht tot aangezicht, gelijk men leest. Dit was gedaan opdat de zo verenigde tafels de verbinding zouden uitbeelden van God met de mensen en wederkerig van de mensen met God; op grond hiervan werd de daarop geschreven wet ‘Verbond en Getuigenis’ genoemd. Het verbond betekent de verbinding en de getuigenis het leven overeenkomstig de verdragen. Uit deze twee zo verenigde tafels kan men de verbinding zien van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste. De eerste tafel behelst alle dingen die tot de liefde tot God behoren, welke voornamelijk zijn dat men één God moet erkennen, de Goddelijkheid van Zijn Menselijke en de heiligheid van het Woord; en dat Hij vereerd moet worden door de heilige dingen die uit Hem voortgaan. Dat deze tafel deze dingen behelst, blijkt uit hetgeen in het vijfde hoofdstuk over de geboden van de Decaloog werd uitgelegd. De tweede tafel behelst alle dingen die tot de liefde jegens de naaste behoren: de eerste vijf geboden de dingen die tot de handeling behoren, en de werken worden genoemd; en de twee laatste dingen die tot de wil behoren, dus die dingen, welke tot de naastenliefde in haar oorsprong behoren, want daarin wordt gezegd: ‘Gij zult niet begeren’; en wanneer de mens de dingen niet begeert die van de naaste zijn, zo wil hij hem goed doen. Dat de tien geboden van de Decaloog alle dingen bevatten die tot de liefde tot de Heer behoren en alle dingen die tot de liefde jegens de naaste behoren, zie men eerder in nrs. 329, 330, 331, waar eveneens werd aangetoond, dat de verbinding van beide tafelen bij hen is die in de naastenliefde zijn.

  
/ 853に移動  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

聖書

 

Johannes 10:1

勉強

       

1 Voorwaar, Voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1102

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

1102. Dat de woorden ‘hij zal wonen in de tenten van Sem’ betekenen: opdat de innerlijke dingen van de godsdienst in de uiterlijke dingen zijn, kan blijken uit alles, wat eerder van Sem is gezegd, namelijk dat Sem de innerlijke Kerk of de innerlijke godsdienst is, en dat de uiterlijke godsdienst niets anders is dan iets onbezields of onreins, wanneer er niet een innerlijke godsdienst is, die hem levend maakt en heiligt. Dat de tenten niets anders betekenen, dan het heilige van de liefde en de godsdienst daaruit, kan blijken uit de betekenis van tenten, waarvan eerder, in nr. 414, sprake was. ‘Reizen en in tenten wonen’ was bij de Ouden een plechtige uitdrukking, waardoor in de innerlijke zin de heilige godsdienst werd aangeduid, omdat de Oudsten niet alleen met tenten reisden, maar ook in tenten woonden, en daarin hun heilige godsdienst hielden; daarom ook betekende reizen en wonen in de innerlijke zin leven. Dat de tenten de heilige godsdienst betekenen, daartoe mogen behalve de eerder in nr. 414 aangehaalde plaatsen ook nog de navolgende ter bevestiging dienen; bij David:

‘God verliet de woning Schilo, de tent waar Hij woonde in de mens’, (Psalm 78:60);

waar tent een dergelijke betekenis heeft als tempel, waarin God gezegd wordt te wonen, wanneer Hij bij de mens tegenwoordig is in de liefde; vandaar wordt een mens, die in de heilige godsdienst leefde, door de Ouden een tent, later echter een tempel genoemd.

Bij Jesaja:

‘Verwijd de plaats van uw tent, dat men de gordijnen van uw woning uitbreide’, (Jesaja 54:2);

voor de verlichting in die dingen, welke tot de ware godsdienst behoren.

Bij Jeremia:

‘Het ganse land is verwoest, in haast zijn Mijn tenten verwoest, Mijn gordijnen in een ogenblik’, (Jeremia 4:20);

waar duidelijk blijkt dat geen tenten zijn bedoeld, maar de heilige godsdienst.

Bij Zacharia:

‘Jeruzalem zal nog onder zichzelf in Jeruzalem wonen, Jehovah zal de tenten van Jehudah behouden’, (Zacharia 12:6, 7);

waar de tenten van Jehudah voor de godsdienst van de Heer uit het heilige van de liefde staan. Hieruit kan nu blijken, wat het wonen in de tenten van Sem betekent, namelijk: opdat de innerlijke eredienst in de uiterlijke is. Daar echter de mens Jafet, of de mens van de uiterlijke Kerk, niet zo weet, wat innerlijke dingen zijn, zij het in het kort meegedeeld; wanneer de mens bij zichzelf voelt of gewaar wordt, dat hij goed denkt over de Heer, en dat hij goed denkt over zijn naaste, en dat hij hem diensten wil bewijzen, niet ten eigen bate of om eigen eer, en wanneer hij voelt, dat hij zich erbarmt over hem, die in nood is, en nog meer over hem, die in dwaling verkeert ten aanzien van de leer van het geloof, kan hij weten, dat hij in de tenten van Sem woont, dat wil zeggen, dat hij innerlijke dingen bij zich heeft, waardoor de Heer werkt.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl