スウェーデンボルグの著作から

 

Goddelijke Voorzienigheid#5

この節の研究

  
/ 340に移動  
  

5. III. Dit éne is in een bepaald beeld in al het geschapene.

Dat de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid, welke in de Heer één zijn, en als één voortgaan uit Hem, in een zeker beeld in al het geschapene zijn, kan vaststaan uit wat in de verhandeling over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid hier en daar is aangetoond, en vooral uit wat daar gezegd is in n. 47-51, n. 54-60, 282, 290-295, 316-318, 319-326, 349-357. In deze plaatsen is getoond dat het Goddelijke in al het geschapene is, omdat God de Schepper, die de Heer uit het eeuwige is, uit Zichzelf de Zon van de geestelijke wereld heeft voortgebracht, en door die Zon alle dingen van het heelal. Bijgevolg dat die Zon, welke uit de Heer en waar de Heer is, niet slechts de eerste substantie is, maar ook de enige vanuit welke alle dingen zijn. En omdat zij de enige substantie is, volgt dat zij in al het geschapene is, maar met oneindige verscheidenheid overeenkomstig de nutten. Omdat nu in de Heer de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid is, en in de Zon uit Hem het Goddelijke vuur en de Goddelijke glans, en uit de Zon de geestelijke warmte en het geestelijk licht, en deze twee één maken, volgt dat dit ene in een zeker beeld in al het geschapene is. Vandaar komt het dat alle dingen die in het heelal zijn, betrekking hebben op het goede en het ware, ja zelfs op de verbinding ervan, of, wat hetzelfde is, dat alle dingen in het heelal betrekking hebben op de liefde en de wijsheid, en op de verbinding ervan. Want het goede is van de liefde, en het ware is van de wijsheid; de liefde toch noemt al het hare het goede, en de wijsheid noemt al het hare het ware. Dat de verbinding van deze in al het geschapene is, zal in wat volgt worden gezien.

  
/ 340に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid#47

この節の研究

  
/ 432に移動  
  

47. GODDELIJKE LIEFDE EN GODDELIJKE WIJSHEID KAN NIET ANDERS DAN ZIJN EN BESTAAN IN ANDERE, UIT ZICH GESCHAPENEN.

Het is het wezen van de liefde zichzelf niet lief te hebben, maar het is anderen liefhebben, en met die door de liefde verbonden worden. Het zelf van de liefde is ook uit anderen liefgehad te worden, want zo wordt het verbonden. Het wezen van alle liefde bestaat in de verbinding, ja zelfs het leven ervan, dat: verkwikking, liefelijkheid, verrukking, zoetheid, gezegendheid, heilzaam en gelukzaligheid wordt genoemd. De liefde bestaat hierin dat wat van haar is ook van de ander zal zijn en dat beide het verkwikkelijke van de ander als het verkwikkelijke in zichzelf gewaarworden; dit is liefhebben. Maar het eigen verkwikkelijke in een ander gewaarworden, en niet het verkwikkelijke van de ander in zich, is niet liefhebben, want dit is zichzelf liefhebben, het eerstgenoemde echter is de naaste liefhebben. Die twee geslachten van liefde zijn lijnrecht aan elkaar tegenovergesteld; het ene en het andere verbindt weliswaar, en het schijnt niet dat zichzelf liefhebben, dat wil zeggen, zichzelf in de ander, ontbindt; maar toch ontbindt dit zodanig, dat voor zoveel als iemand een ander op die wijze heeft liefgehad, hij die daarna voor zoveel haat; want zo’n verbinding wordt uit zich achtereenvolgens geslaakt, en dan wordt de liefde haat in een eendere graad.

  
/ 432に移動  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.