スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#8153

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

8153. En de zonen Israëls waren uitgaande door een opgeheven hand; dat dit betekent terwijl zij toch vanuit het streven van hun onderjukking waren weggenomen met Goddelijke macht, staat vast uit de uitbeelding van de zonen Israëls, namelijk zij die van de geestelijke Kerk zijn of in het met de naastenliefde verbonden geloof, nr. 8152; uit de betekenis van uitgaan, namelijk bevrijd worden of weggenomen worden uit het streven van hun onderjukking, welk streven wordt aangeduid met najagen, nr. 8152; en uit de betekenis van de geheven hand, namelijk de Goddelijke macht; met de hand immers wordt de macht aangeduid, nrs. 878, 3387, 4931-4937, 5327, 5328, 5544, 6292, 6947, 7011, 7188, 7189, 7518, 7673, 8050, 8069 en met het gehevene of verhevene wordt het Goddelijke aangeduid; dat het verhevene het Goddelijke is, komt omdat daaronder de hemel wordt verstaan, waar het Goddelijke is, vandaar wordt in het Woord van Jehovah of de Heer gezegd, dat Hij in het verhevene woont en wordt Hijzelf de Hoogste genoemd, zoals bij Jesaja: ‘Jehovah is verhoogd, omdat Hij in het verhevene woont’, (Jesaja 33:5).

Bij dezelfde: ‘Zo zei de Hoge en Verhevene, wonende tot in het eeuwige en Wiens Naam is de Heilige. In het heilige en het hoge woon Ik’, (Jesaja 57:15).

Bij David: ‘Jehovah zond van de hoogte en Hij ontrukte mij’, (Psalm 18:16); vandaar wordt Jehovah de Hoogste genoemd, (Deuteronomium 32:8, Daniël 4:14,21,31; 7:18,22,25; Psalm 7:17; Psalm 9:3; Psalm 18:14; Psalm 46:5; Psalm 50:14; Psalm 57:3; Psalm 82:6).

Omdat het hoge de hemel betekent en daarin het Goddelijke, werd vandaar de Goddelijke eredienst door hen die van de uitbeeldende Kerk waren, gehouden op de bergen en op hoge plaatsen en dus eveneens op verheven plaatsen, die zij ook voor zich bouwden, waarover hier en daar in de historische en profetische teksten van het Woord, zoals bij Ezechiël: ‘Gij hebt u het verhevene gebouwd en u het hoge gemaakt in elke straat; op elk hoofd van de weg hebt gij uw verhevene gebouwd’, (Ezechiël 16:24,25,31).

Dat het Goddelijke werd aangeduid door het hoge, komt omdat met de sterrenhemel de hemel van de engelen werd aangeduid en men ook geloofde dat deze daar was, maar de wijzeren onder hen wisten dat de hemel niet in de hoogte was, maar waar het goede van de liefde was en wel van binnen in de mens, waar hij ook maar was.

Dat de hoge dingen de innerlijke dingen zijn of de goedheden die daar zijn, zie de nrs. 450, 1735, 2148, 4210, 4599.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

聖書

 

Exodus 14:8

勉強

       

8 Want de HEERE verstokte het hart van Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels najaagde; doch de kinderen Israels waren door een hoge hand uitgegaan.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#212

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

212. Dat het geopend worden van de ogen duidt op een inspraak van binnenuit, blijkt uit dergelijke uitdrukkingen in het woord, zo bijvoorbeeld uit hetgeen Bileam van zichzelf zegt, die, omdat hij gezichten had, zich noemt:

‘De man wie de ogen geopend zijn’, (Numeri 24:3, 4). En daaruit, dat van Jonathan, toen hij van een honingraat had geproefd en hem van binnenuit werd ingegeven dat het kwaad was, werd gezegd, dat zijn ogen hebben gezien, zodat zij als verlicht werden, opdat hij zag wat hij niet wist, (1 Samuel 14:27, 29). Bovendien worden de ogen vaak in het woord genomen voor het verstand, en ook voor de innerlijke stem, die daaruit ook voortkomt, zoals bij David:

‘Geef mij weer uitzicht, laat mij niet sterven’, (Psalm 13:4). , ‘Ogen’ staat hier voor verstand.

Bij Ezechiël:

‘Zij hebben ogen, maar kijken niet; ze hebben oren, maar luisteren niet’, (Ezechiël 12:2). Hier worden bedoeld degenen die niet willen verstaan.

Bij Jesaja:

‘Maak het hart van dat volk ontoegankelijk, stop hun de oren toe, smeer hun de ogen dicht. Want zij mogen niet zien en niet horen, geen inzicht verkrijgen, niet tot inkeer komen’, (Jesaja 6:10). Dit staat voor: zij moeten verblind worden, opdat zij niet verstaan. Door Mozes tot het volk:

‘Doch de Jehovah heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag’, (Deuteronomium 29:4);

het hart voor de wil, het oog voor het verstand. Van de Heer wordt bij Jesaja gezegd:

‘Dat Hij blinde ogen openen zal’, (Jesaja 42:7). En bij dezelfde:

‘Uit de donkerheid en de duisternis zullen de ogen der blinden zien’, (Jesaja 29:8).

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl