スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1734

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

1734. Vers 20. En gezegend zij de Allerhoogste God, die uw vijanden in uw hand overgeleverd heeft. En hij gaf hem de tienden van alles.

Gezegend zij de Allerhoogste God, betekent de binnenste mens van de Heer; die uw vijanden in uw handen overgeleverd heeft, betekent de overwinning; en hij gaf hem de tienden van alles, betekent de overblijfselen uit de overwinning.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

聖書

 

Genesis 14:16

勉強

       

16 En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1666

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

1666. Dat de woorden ‘deze allen voegden zich samen in het dal Siddim’ betekenen, dat zij in de onreinheden van de begeerten waren, kan uit de betekenis van het dal Siddim blijken, waarover later in vers 10 wordt gezegd dat ‘het dal Siddim putten, putten van pek had’, dat wil zeggen vol putten van pek was, waardoor vuiligheden en onreinheden van de begeerten worden aangeduid, zie nr. 1299. Evenzo hieruit, dat door Sodom, Amora, Adma en Zeboïm de begeerten van het boze en de overredingen van het valse zijn aangeduid, die op zichzelf onrein zijn. Dat zij onrein zijn, kan eenieder die binnen de Kerk is, duidelijk zijn. Dit komt ook in het andere leven daadwerkelijk uit; dergelijke geesten begeren niets liever dan in sompige, slijkerige en drekkige plaatsen te wonen, omdat hun natuur dergelijke dingen met zich meebrengt; dergelijke onreinheden wasemen merkbaar van hun af, wanneer zij de sfeer van de goede geesten naderen, vooral wanneer zij de begeerte koesteren om de goeden te bestoken, dat wil zeggen, zich samen te voegen om hen te bestrijden; hieruit blijkt, wat het dal Siddim is. Dat de woorden ‘dat is de Zoutzee’ de schandelijkheden van de daaruit voortkomende valsheden betekenen, kan uit de betekenis van de Zoutzee blijken; namelijk dat dit bijna hetzelfde is als het dal Siddim, want er wordt gezegd ‘het dal Siddim, dat is de Zoutzee’, maar dit is er aan toegevoegd, omdat de Zoutzee de valsheden betekent die uit de begeerten voortkomen; want er bestaat nooit enige begeerte die geen valsheden voortbrengt. Het leven van de begeerten kan worden vergeleken met een kolenvuur: de valsheden met het duistere licht ervan. Zoals vuur nooit kan bestaan zonder licht, kan begeerte nooit bestaan zonder valsheid; alle begeerte behoort tot de een of andere schandelijke liefde, want men begeert datgene wat men liefheeft; daarom wordt het begeerte genoemd, en in de begeerte zelf is de gestage voortgang van die liefde; alles wat deze liefde of begeerte begunstigt of wat daarmee instemt, wordt valsheid genoemd. Hieruit blijkt waarom aan het dal Siddim Zoutzee is toegevoegd. Daar het de begeerten en de valsheden zijn die de mens verwoesten, dat wil zeggen, beroven van al het leven van de liefde tot het goede en van alle neiging tot het ware, wordt de verwoesting hier en daar door zoutachtige plaatsen beschreven, zoals bij Jeremia:

‘Wie vlees tot zijn arm stelt, zal zijn als een ontblote struik in de verlatenheid, en hij zal niet zien, wanneer het goede komt, en hij zal wonen in dorre plaatsen in de woestijn, een zout land, en dat niet bewoond wordt’, (Jeremia 17:5, 6).

Bij Ezechiël:

‘Haat modderige plaatsen en haar moerassen, zij zullen niet gezond worden, zij zullen tot zout overgegeven worden’, (Ezechiël 47:11).

Bij David:

‘Jehovah stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot droogte, het vruchtbaar land tot zoutachtig land, om de boosheid dergenen, die daarin wonen’, (Psalm 107:33, 34).

Bij Zefanja:

‘Moab zal zijn als Sodom, en de zonen Ammons als Amora, een aan de netel overgelaten oord en een zoutgroeve, en een verlating tot in eeuwigheid’, (Zefanja 2:9).

Bij Mozes:

‘Er zal zwavel zijn en zout, een verbranding de ganse aarde; zij zal niet bezaaid worden en geen spruit voortbrengen, noch zal enig gras daarin opkomen, gelijk de omkering van Sodom en Amora, van Adma en Zeboïm’, (Deuteronomium 29:23);

zwavel en zout, een verbranding de ganse aarde, staat voor de verwoeste goedheden en waarheden; de zwavel voor de verwoesting van het goede, het zout voor de verwoesting van het ware, want het branderige en het zoutachtige vernietigen het land en de voortbrengselen van het land, zoals de begeerte de goedheden en de valsheid de waarheid vernietigt. Daar het zout de verwoesting betekende, placht men dan ook de steden die men vernietigde – opdat die niet opnieuw zouden worden opgebouwd – met zout te bestrooien, zoals in, (Richteren 9:45). Het zout wordt ook in de tegenovergestelde zin genomen en het betekent dan datgene, wat vruchtbaarheid geeft en als het ware smaak aanbrengt.

‘Vers 4
. Twaalf jaren hadden zij Kedorlaomer gediend; en in het dertiende jaar kwamen zij in opstand.

Twaalf jaren hadden zij Kedorlaomer gediend, betekent, dat de boosheden en de valsheden niet tevoorschijn waren gekomen in de knapenjaren, maar dat zij de schijnbare goedheden en waarheden hadden gediend; en in het dertiende jaar kwamen zij in opstand, betekent het begin van de verzoekingen in de knapenjaren.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl