スウェーデンボルグの著作から

 

Apocalyps Onthuld#76

この節の研究

  
/ 962に移動  
  

76. Ik ken uw werken, betekent dat Hijzelf alle innerlijke en uiterlijke dingen van de mens tegelijk ziet.

Meermalen leest men in de Openbaring van ‘werken’, maar wat er onder werken wordt verstaan, weten weinigen; maar wel is bekend, dat tien mensen werken kunnen doen die in de uiterlijke dingen eender verschijnen, maar die toch bij allen niet eender zijn, omdat die vanuit een ander einddoel en vanuit een andere oorzaak voortgaan; en het einddoel en de oorzaak maken dat de werken òf goed òf boos zijn; elk werk immers is een werk van het gemoed; en vandaar hoedanig het gemoed is, zodanig is het werk.

Indien het gemoed naastenliefde is, wordt het werk naastenliefde, indien echter het gemoed niet naastenliefde is, wordt het werk dat ook niet, maar het ene en het andere kan niettemin hetzelfde verschijnen in de uiterlijke vormen.

De werken verschijnen aan de mensen in de uiterlijke vormen, daarentegen aan de engelen in de innerlijke vormen en aan de Heer zodanig als zij zijn van het binnenste tot het buitenste; de werken in de uiterlijke vorm verschijnen niet anders dan zoals vruchten aan de oppervlakte, maar de werken in de innerlijke vorm verschijnen zoals de vruchten binnen de oppervlakte, waar ontelbare eetbare delen zijn en in het midden de zaden, waarin weer ontelbare dingen zijn, die ver binnen alle gezichtsscherpte liggen, ja zelfs boven de verstandelijke sfeer van de mens liggen; zodanig zijn alle werken; en hoedanig deze van binnen zijn, ziet de Heer alleen en vanuit de Heer doorvatten ook de engelen die, wanneer de mens die verricht.

Maar meer hierover in het werk ‘de Wijsheid van de Engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’, nrs. 209-220; 277-281; en eveneens verder in dit werk, in de nrs. 141, 641, 868.

Hieruit kan vaststaan, dat met ‘Ik ken uw werken’ wordt aangeduid, dat de Heer alle innerlijke en uiterlijke dingen van de mens tegelijk ziet.

  
/ 962に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid#209

この節の研究

  
/ 432に移動  
  

209. DE LAATSTE GRAAD IS DE SAMENVATTING, HET SAMENHOUDENDE EN DE BASIS VAN DE EERDERE GRADEN.

De leer van de graden, welke in dit deel geleerd wordt, is tot nu toe toegelicht door verschillende dingen die in de ene en de andere wereld bestaan, zoals door de graden van de hemelen waar de engelen zijn, door de graden van warmte en licht bij hen, en door de graden van de atmosferen en door de verschillende dingen in het menselijk lichaam en eveneens in het dieren-en delfstoffenrijk. Maar die Leer is van wijdere omvang. Die omvang behelst niet slechts de natuurlijke dingen, maar ook de burgerlijke, de zedelijke en de geestelijke dingen, en alle en de afzonderlijke dingen ervan. De oorzaken dat de Leer van de graden zich ook tot zulke dingen uitstrekt, zijn tweevoudig. De eerste, omdat in elk ding waaraan iets kan worden toegekend, een drievuldige is, dat doel, oorzaak, en uitwerking wordt genoemd, en deze drie zijn tussen elkaar volgens de graden van hoogte. De tweede is, dat elk burgerlijke, zedelijke, en geestelijke, niet iets is dat geabstraheerd van substantie is, maar dat zij substanties zijn; want zoals de liefde en de wijsheid niet abstracte zaken zijn, maar dat zij substanties zijn, als boven n. 40 en n. 43 is aangetoond, aldus eender zijn alle zaken die burgerlijke, zedelijke en, geestelijke worden genoemd. Deze kunnen weliswaar als abstract van substanties worden gedacht, niettemin zijn zij in zich niet abstract; zoals bijvoorbeeld de aandoening en het denken, de naastenliefde en het geloof, de wil en het verstand. Want met deze is het hetzelfde zoals het is met de liefde en de wijsheid, namelijk dat zij er niet zijn buiten de subjecten die de substanties zijn, maar dat zij staten van de subjecten of van de substanties zijn. Dat zij de veranderingen ervan zijn, die variaties tot stand brengen, zal in de hierna worden gezien. Onder substantie wordt ook vorm verstaan, want substantie zonder vorm is er niet.

  
/ 432に移動  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

スウェーデンボルグの著作から

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid#41

この節の研究

  
/ 432に移動  
  

41. Maar omdat dit tegen de schijn is, kan het schijnen alsof dit geen geloof verdient tenzij het wordt aangetoond; en dit kan niet worden aangetoond tenzij door zulke dingen die de mens kan doorvatten vanuit de zinnen van zijn lichaam; en daarom zal het door die dingen worden aangetoond. De mens heeft vijf uitwendige zinnen, die: de tast, de reuk, de smaak, het gehoor en het gezicht worden genoemd. Het subject van de tast is de huid waarmee de mens is omkleed; de substantie en de vorm zelf van de huid maken dat die gewaarwordt als het door iets wordt aangeraakt. Die tastzin is niet in die dingen die worden aangeraakt, maar is in de substantie en de vorm van de huid, die het subject zijn; die zin is slechts de aandoening van het subject door de aangeraakte dingen. Hetzelfde is het met de smaak; deze zin is slechts de aandoening van de substantie en de vorm van de tong, en de tong is het subject. Het is eender met de reuk; de geur doet de neusvleugels aan en is in de neusvleugels, en de neusvleugels worden aangedaan door de geurdragende dingen die ze aanraken, dit is overbekend. Het is eender met het gehoor; het schijnt alsof het gehoor is in de plaats waar het geluid inzet, maar het gehoor is in het oor en het is de aandoening van de substantie en de vorm ervan, en dat het horen op een afstand van het oor is, is een schijnbaarheid. Eender is het met het gezicht; het schijnt als de mens voorwerpen op een afstand ziet, alsof het gezicht daar is, maar het is in het oog, dat het subject is, en eender is het de aandoening ervan; de afstand is er alleen vanuit het oordeel dat concludeert over de ruimte vanuit de bemiddelende dingen, ofwel vanuit de verkleining en vandaar het moeilijk kunnen onderscheiden van het voorwerp, waarvan het beeld zich binnen in het oog volgens de hoek van inval vertoont. Daaruit is duidelijk dat het gezicht niet uitgaat uit het oog tot het voorwerp, maar dat het beeld van het voorwerp het oog binnentreedt, en de substantie en de vorm ervan aandoet; want het is hetzelfde met het gezicht als het is met het gehoor; ook het gehoor gaat niet uit het oor om het geluid op te vangen, maar het geluid treedt het oor binnen en doet aan. Vanuit deze dingen kan vaststaan dat de aandoening van de substantie en van de vorm, die de zin maakt, niet iets is dat gescheiden is van het subject, maar alleen een verandering daarin maakt, terwijl het subject dan, als eerder, het subject blijft en ook daarna. Daaruit volgt dat gezicht, gehoor, reuk, smaak, en tast niet een vluchtig iets is, uitvloeiend vanuit de organen ervan, maar dat het de organen zijn in hun substantie en vorm beschouwd; en als deze worden aangedaan, ontstaat de zin.

  
/ 432に移動  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.