聖書

 

Jozua 18:7

勉強

       

7 Want de Levieten hebben geen deel in het midden van ulieden; maar het priesterdom des HEEREN is hun erfdeel. Gad nu, en Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel genomen op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts, hetwelk hun Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft.

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#3923

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

3923. Daarom noemde zij zijn naam Dan; dat dit het hoedanige ervan betekent, staat vast uit de betekenis van de naam en de naam noemen, namelijk het hoedanige, nrs. 144, 145, 1754, 1896, 2009, 2724, 3421; het hoedanige zelf is in de naam Dan, want hij werd naar ‘richten’ genoemd, maar hoewel hem de naam naar het woord richten werd gegeven, sluit de naam niettemin die dingen in die door al deze woorden van Rachel worden aangeduid, zoals ‘God heeft mij gericht en ook mijn stem gehoord’, dat wil zeggen het goede van het leven en het heilige van het geloof en verder in de hoogste zin de gerechtigheid en de barmhartigheid van de Heer. Het is dat algemene van de Kerk dat door Dan wordt aangeduid en dat door de naar Dan genoemde stam wordt uitgebeeld. Dit algemene is het eerste dat beaamd en erkend moet worden, voordat de mens wederverwekt of een Kerk kan worden; indien die dingen niet bevestigd en erkend zouden worden, kunnen de overige dingen die van het geloof en die van het leven zijn geenszins opgenomen worden en dus ook niet bevestigd en te minder erkend worden; want degene die alleen bij zichzelf alleen het geloof beaamt en niet het heilige van het geloof, dat wil zeggen de naastenliefde, want die is het heilige van het geloof en indien hij dit niet bevestigt door het goede van het leven, dat wil zeggen door de werken van de naastenliefde, kan het wezen van het geloof niet langer smaken, want hij verwerpt het. De bevestiging en ook de erkenning is het eerste algemene bij de mens die wordt wederverwekt, maar die zijn het laatste bij de mens die is wederverwekt; en daarom is Dan het eerste bij hem die moet worden wederverwekt en Jozef is het laatste, want Jozef is de geestelijke mens zelf; maar Jozef is het eerste bij de wederverwekte en Dan is het laatste, omdat degene die wederverwekt moet worden, aanvangt met het bevestigen dat het er is, namelijk het heilige van het geloof en het goede van het leven, maar de wederverwekte die geestelijk is, is in het geestelijk goede zelf en daaruit schouwt hij dat het er is als het laatste, want de heilige dingen van het geloof en de goede dingen van het leven zijn bij hem bevestigd. Dat Dan het bevestigende is dat het eerste zal zijn wanneer de mens wordt wederverwekt, kan ook vaststaan uit andere plaatsen in het Woord, waar Dan wordt genoemd, zoals uit de profetie van Jakob, toen Israël, over zijn zonen:

‘Dan zal zijn volk richten als een van de stammen van Israël; Dan zal een slang zijn op de weg, een adderslang op het pad, bijtende des paards verzenen en zijn ruiter valt achterover; Uw heil verwacht ik, Jehovah’, (Genesis 49:16-18);

Dan staat hier voor het bevestigende van het ware, waarvan, namelijk dat bevestigende, wordt gezegd ‘dat het een slang op de weg zal zijn en een adder slang op het pad’ wanneer het over het ware redeneert vanuit de zinlijke dingen; bijtende des paards verzenen, wanneer het de laagste verstandelijke of de wetenschappelijke dingen raadpleegt en daaruit gevolgtrekkingen maakt; en dat het dan van het ware wordt afgebracht, wordt daarmee aangeduid dat zijn ruiter achterover valt; en daarom wordt gezegd ‘Uw heil verwacht ik, Jehovah’; dat de slang diegene is die vanuit de zinlijke en de wetenschappelijke dingen redeneert over de Goddelijke verborgenheden, zie de nrs. 195-197;

dat de weg en het pad het ware is, nrs. 627, 2333;

dat des paards verzenen de laagste zinlijke of de wetenschappelijke dingen zijn, nr. 259; want het paard is het verstandelijke, nrs. 2761, 2762 en het laagste ervan is de hiel. In de profetie van Mozes ten aanzien van de twaalf stammen:

‘Tot Dan zei hij: Dan is een leeuwenwelp, hij springt voort uit Basan’, (Deuteronomium 33:22);

de leeuw betekent in de innerlijke zin het ware van de Kerk, vanwege de dapperheid, want het is het ware dat strijdt en overwint; vandaar staat de leeuwenwelp voor het eerst van het ware, namelijk de bevestiging en de erkenning; uit Basan wordt gezegd, omdat dit vanuit het goede van het natuurlijke is.

Bij Jeremia:

‘Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem, deswege opdat gij behouden wordt; hoe lang doet gij de gedachten van uw ongerechtigheid in uw midden verblijven; omdat de stem van hem die te kennen geeft is uit Dan en van hem die de ongerechtigheid doet horen, uit de berg Efraïm’, (Jeremia 4:14, 15);

uit Dan, staat voor het ware dat bevestigd moet worden, uit de berg Efraïm voor, vanuit de aandoening ervan.

Bij dezelfde:

‘Verwacht vrede en er is geen goede, naar tijd van genezing en ziet verschrikking; van Dan af werd het gedruis van zijn paarden gehoord; van de stem der briesingen van zijn sterken heeft het ganse land gebeefd en zij zijn gekomen en zij hebben verteerd het land en diens volheid, de stad en die daarin wonen; omdat, ziet, Ik onder ulieden zend basiliskslangen waartegen geen bezwering is en zij zullen u bijten’, (Jeremia 8:15, 16);

van Dan af werd het gedruis van de paarden gehoord, staat voor de redenering over het ware vanuit het niet bevestigende; het land dat gebeefd heeft en waarvan zij de volheid hebben verteerd, staat voor de Kerk en voor alle dingen van de Kerk; want degenen die vanuit het niet bevestigende of vanuit het negatieve over het ware redeneren, vernietigen alle dingen van het geloof; de basiliskslangen staan voor de redeneringen, zoals eerder vermeld.

Bij Ezechiël:

‘Dan en Javan, de aankomende, gaven op uw markten glad ijzer, kassie en kalmoes was in uw koophandel’, (Ezechiël 27:19) waar over Tyrus wordt gehandeld, waarmee de erkentenissen van het ware en goede worden aangeduid, nr. 1201; Dan staat voor de eerste ware dingen die bevestigd moet worden, de markten en de koophandels voor de verwervingen van het ware en goede, nr. 2967; glad ijzer voor het natuurlijk ware, dat het eerste is, nrs. 425, 426; kassie en kalmoes voor hetzelfde, maar vanuit dat wat het goede is.

Bij Amos:

‘Te dien dage zullen de schone maagden en de jongelingen van dorst versmachten; die daar zweren bij de schuld van Samaria en zeiden: Uw God leeft, Dan, en de weg van Beerscheba leeft, staat daarvoor dat zij in het ontkennende zijn van alle dingen die van het geloof zijn en van de leer ervan; dat de weg het ware is, nrs. 627, 2333, Beerscheba de leer, nrs. 2723, 2858, 2859, 3466;

dat het het ontkennende is van alle dingen die van het geloof zijn, komt omdat Dan de laatste grens van het land Kanaän was en Beerscheba de eerste, of het midden of binnenste van het land, want door het land Kanaän werd het rijk van de Heer en dus de Kerk uitgebeeld en aangeduid, nrs. 1607, 3038, 3481 en dus alle dingen van de liefde en van het geloof, want deze zijn van het rijk van de Heer en van de Kerk; vandaar waren alle dingen die in het land Kanaän waren, uitbeeldend overeenkomstig de afstanden, de liggingen en de grenzen, nrs. 1585, 1866, 3686;

de eerste grens of het midden of binnenste van het land, was Beerscheba geweest voordat Jeruzalem het was, omdat Abraham daar was en verder Izaäk, maar de laatste grens of het buitenste was Dan; wanneer vandaar alle dingen in één samenvatting moesten worden aangeduid, werd gezegd ‘van Dan tot Beerscheba toe’, zoals in het tweede Boek van Samuël:

‘Om over te brengen het koninkrijk van het huis van Saul en om op te richten de stoel van David over Israël en over Jehudah, van Dan tot Beerscheba toe’, (2 Samuël 3:10).

Bij dezelfde:

‘Vergaderende werd gans Israël vergaderd van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 17:11).

Bij dezelfde:

‘David zei tot Joab: Trek om door alle stammen van Israël van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 24:2, 15). In het eerste Boek der Koningen:

‘Jehudah en Israël woonden in zekerheid, eenieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom van Dan tot Beerscheba’, (1 Koningen 4:25), waaronder in de historische zin alle dingen van het land Kanaän worden verstaan, maar in de innerlijke zin alle dingen van het rijk van de Heer en verder alle dingen van de Kerk; dat Dan de eerste grens is en ook de laatste, als eerder gezegd, komt omdat het bevestigende van het ware en het goede het allereerste is wanneer het geloof en de naastenliefde bij de mens een aanvang neemt en het laatste wanneer de mens in de naastenliefde en daaruit in het geloof is. Vandaar was het ook dat het laatste lot Dan ten deel viel toen het land Kanaän werd geërfd’, (Jozua 19:40 e.v.); want het lot werd geworpen voor Jehovah, (Jozua 18:6);

vandaar viel het uit overeenkomstig de uitbeelding van elke stam; en omdat het lot voor Dan niet viel onder de erfenissen van de overige stammen, maar buiten hun grenzen, (Richteren 18:1) werd die stam ook overgeslagen bij Johannes in de (Openbaring 7:5-8), waar gehandeld wordt over de twaalfduizend verzegelden; want degenen die in het bevestigende, van het alleen-ware en ook van het goede zijn en ook niet verder gaan, zijn niet in het rijk van de Heer, dat wil zeggen, onder de verzegelden; de ware en de goede dingen weten en die ook beamen, kunnen ook de slechtsten, maar het wordt vanuit het leven onderkend hoedanig de bevestiging is. Dan wordt ook vermeld als grens in (Genesis 14:14) waar van Abraham wordt gezegd dat hij de vijanden tot daarheen najoeg en door Dan wordt daar iets eender aangeduid; de stad die Dan werd genoemd, was weliswaar toen niet gebouwd door de nakomelingen van Dan, maar daarna, (Jozua 19:47; Richteren 18:29), maar zo werd ook toentertijd de eerste grens genoemd met betrekking tot de ingang in het land Kanaän, of de laatste met betrekking tot de uitgang en het binnenste van het land Hebron en daarna Beerscheba, waar Abraham en Izaäk waren.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#2762

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

2762. Dat het paard het verstandelijke betekent, komt nergens anders vandaan dan uit de uitbeeldende dingen in het andere leven; herhaaldelijk worden daar in de geestenwereld paarden gezien en met zoveel verscheidenheid en ook zittend op paarden, en zo vaak zij verschijnen, betekenen zij het verstandelijke; dergelijke uitbeeldende dingen zijn er voortdurend bij de geesten. Het is vanwege het uitbeeldende van het paard, te weten het verstandelijke, dat wanneer paarden in het Woord genoemd worden, de geesten en engelen, die bij de mens zijn, terstond weten, dat dit het verstandelijke is waarover wordt gehandeld. Dit is ook de reden, dat wanneer sommige geesten van een zekere wereld van elders, vervuld met inzicht en wijsheid, uit de wereld der geesten in de hemel worden geheven, aan hen paarden verschijnen, lichtend als van vuur; ook ik heb ze gezien, toen dezen werden opgeheven; hieruit kon mij duidelijk blijken, wat er wordt aangeduid door ‘de vurige wagen en de vurige paarden’ die Elisa zag, toen Elia met een wervelwind in de hemelen opklom; en ook wat wordt aangeduid door de uitroep van Elisa toen:

‘Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiters’, (2 Koningen 2:11, 12) en daarmee, dat Joas, de koning van Israël, dit eveneens zei tot Elisa, toen hij stierf, (2 Koningen 13:14). Dat door Elia en Elisa de Heer werd uitgebeeld ten aanzien van het Woord, zal door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, elders gezegd worden; namelijk de leer van de liefde en van de naastenliefde uit het Woord door de vurige wagen en de daaruit voortvloeiende leer van het geloof door de vurige paarden. De leer van het geloof is hetzelfde als het verstand van het Woord ten aanzien van de innerlijke dingen of de innerlijke zin. Dat wagens en paarden in de hemelen bij de geesten en engelen verschijnen, kan niet alleen hieruit blijken, dat zij door de profeten werden gezien, zoals door, (Zacharia 1:8-10; 6:3-7) en anderen, maar ook door de knaap van Elisa, waarover het volgende in het boek der Koningen:

‘Jehovah opende de ogen van de knaap van Elisa, en hij zag; en ziet, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa’, (2 Koningen 6:17). Bovendien verschijnen daar, waar in de geestenwereld de woonplaats is van de inzichtsvollen en van de wijzen, voortdurend wagens en paarden, omdat zoals gezegd, door wagens en paarden die dingen worden uitgebeeld, die tot de wijsheid en het inzicht behoren. Dat de wederopgewekten na de dood en dan het andere leven binnengaan, voor zich zien uitgebeeld een jongeling zittend op een paard die daarna van het paard afstapt, en dat daarmee wordt aangeduid, dat zij onderwezen moeten worden in de erkentenissen van het goede en het ware, voordat zij in de hemel kunnen komen, zie in het eerste deel, de nrs. 187, 188.

Dat wagens en paarden deze dingen betekenden was overbekend in de Oude Kerk, zoals ook blijken kan uit het boek van Job, dat een boek van de Oude Kerk was, waar het volgende staat:

‘God heeft haar de wijsheid doen vergeten en heeft haar het inzicht niet toebedeeld; als het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn ruiter’, (Job 39:20, 21). Door de Oude Kerk werd de betekenis van het paard, namelijk het verstandelijke, verbreid over de wijzen rondom, ook naar Griekenland; hieraan ontleenden zij het, dat wanneer zij de zon beschreven – waardoor de liefde werd uitgebeeld, nrs. 2441, 2495 – zij daarin de god van hun wijsheid en inzicht plaatsten en hem een wagen en vier vurige paarden toeschreven; en dat, wanneer zij de god van de zee beschreven, zij ook hem – omdat door de zee de wetenschappen in het algemeen werden aangeduid, nrs. 28, 2120 – paarden gaven; en dat, wanneer zij het bestaan van de wetenschappen vanuit het verstandelijke beschreven, zij zich een vliegend paard voorstelden, dat met zijn hoef een fontein openbrak, waar de maagden woonden, die de wetenschappen waren; en door het Trojaanse paard werd niets anders aangeduid dan de door hun verstand gevormde kunstmiddelen om de muren te vernietigen. Zelfs heden ten dage pleegt men, wanneer men het verstandelijke beschrijft, zo te doen naar de gewoonte, van die Ouden overgenomen, onder de vorm van een vliegend paard of Pegasus en de kennis door een fontein; maar nauwelijks iemand weet, dat het paard in de mystieke zin het verstand betekent en de fontein het ware; nog minder, dat deze aanduidingen van de Oude Kerk op de heidenen zijn overgegaan.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl