聖書

 

Jozua 18:26

勉強

       

26 En Mizpa, en Chefira, en Moza,

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#3923

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

3923. Daarom noemde zij zijn naam Dan; dat dit het hoedanige ervan betekent, staat vast uit de betekenis van de naam en de naam noemen, namelijk het hoedanige, nrs. 144, 145, 1754, 1896, 2009, 2724, 3421; het hoedanige zelf is in de naam Dan, want hij werd naar ‘richten’ genoemd, maar hoewel hem de naam naar het woord richten werd gegeven, sluit de naam niettemin die dingen in die door al deze woorden van Rachel worden aangeduid, zoals ‘God heeft mij gericht en ook mijn stem gehoord’, dat wil zeggen het goede van het leven en het heilige van het geloof en verder in de hoogste zin de gerechtigheid en de barmhartigheid van de Heer. Het is dat algemene van de Kerk dat door Dan wordt aangeduid en dat door de naar Dan genoemde stam wordt uitgebeeld. Dit algemene is het eerste dat beaamd en erkend moet worden, voordat de mens wederverwekt of een Kerk kan worden; indien die dingen niet bevestigd en erkend zouden worden, kunnen de overige dingen die van het geloof en die van het leven zijn geenszins opgenomen worden en dus ook niet bevestigd en te minder erkend worden; want degene die alleen bij zichzelf alleen het geloof beaamt en niet het heilige van het geloof, dat wil zeggen de naastenliefde, want die is het heilige van het geloof en indien hij dit niet bevestigt door het goede van het leven, dat wil zeggen door de werken van de naastenliefde, kan het wezen van het geloof niet langer smaken, want hij verwerpt het. De bevestiging en ook de erkenning is het eerste algemene bij de mens die wordt wederverwekt, maar die zijn het laatste bij de mens die is wederverwekt; en daarom is Dan het eerste bij hem die moet worden wederverwekt en Jozef is het laatste, want Jozef is de geestelijke mens zelf; maar Jozef is het eerste bij de wederverwekte en Dan is het laatste, omdat degene die wederverwekt moet worden, aanvangt met het bevestigen dat het er is, namelijk het heilige van het geloof en het goede van het leven, maar de wederverwekte die geestelijk is, is in het geestelijk goede zelf en daaruit schouwt hij dat het er is als het laatste, want de heilige dingen van het geloof en de goede dingen van het leven zijn bij hem bevestigd. Dat Dan het bevestigende is dat het eerste zal zijn wanneer de mens wordt wederverwekt, kan ook vaststaan uit andere plaatsen in het Woord, waar Dan wordt genoemd, zoals uit de profetie van Jakob, toen Israël, over zijn zonen:

‘Dan zal zijn volk richten als een van de stammen van Israël; Dan zal een slang zijn op de weg, een adderslang op het pad, bijtende des paards verzenen en zijn ruiter valt achterover; Uw heil verwacht ik, Jehovah’, (Genesis 49:16-18);

Dan staat hier voor het bevestigende van het ware, waarvan, namelijk dat bevestigende, wordt gezegd ‘dat het een slang op de weg zal zijn en een adder slang op het pad’ wanneer het over het ware redeneert vanuit de zinlijke dingen; bijtende des paards verzenen, wanneer het de laagste verstandelijke of de wetenschappelijke dingen raadpleegt en daaruit gevolgtrekkingen maakt; en dat het dan van het ware wordt afgebracht, wordt daarmee aangeduid dat zijn ruiter achterover valt; en daarom wordt gezegd ‘Uw heil verwacht ik, Jehovah’; dat de slang diegene is die vanuit de zinlijke en de wetenschappelijke dingen redeneert over de Goddelijke verborgenheden, zie de nrs. 195-197;

dat de weg en het pad het ware is, nrs. 627, 2333;

dat des paards verzenen de laagste zinlijke of de wetenschappelijke dingen zijn, nr. 259; want het paard is het verstandelijke, nrs. 2761, 2762 en het laagste ervan is de hiel. In de profetie van Mozes ten aanzien van de twaalf stammen:

‘Tot Dan zei hij: Dan is een leeuwenwelp, hij springt voort uit Basan’, (Deuteronomium 33:22);

de leeuw betekent in de innerlijke zin het ware van de Kerk, vanwege de dapperheid, want het is het ware dat strijdt en overwint; vandaar staat de leeuwenwelp voor het eerst van het ware, namelijk de bevestiging en de erkenning; uit Basan wordt gezegd, omdat dit vanuit het goede van het natuurlijke is.

Bij Jeremia:

‘Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem, deswege opdat gij behouden wordt; hoe lang doet gij de gedachten van uw ongerechtigheid in uw midden verblijven; omdat de stem van hem die te kennen geeft is uit Dan en van hem die de ongerechtigheid doet horen, uit de berg Efraïm’, (Jeremia 4:14, 15);

uit Dan, staat voor het ware dat bevestigd moet worden, uit de berg Efraïm voor, vanuit de aandoening ervan.

Bij dezelfde:

‘Verwacht vrede en er is geen goede, naar tijd van genezing en ziet verschrikking; van Dan af werd het gedruis van zijn paarden gehoord; van de stem der briesingen van zijn sterken heeft het ganse land gebeefd en zij zijn gekomen en zij hebben verteerd het land en diens volheid, de stad en die daarin wonen; omdat, ziet, Ik onder ulieden zend basiliskslangen waartegen geen bezwering is en zij zullen u bijten’, (Jeremia 8:15, 16);

van Dan af werd het gedruis van de paarden gehoord, staat voor de redenering over het ware vanuit het niet bevestigende; het land dat gebeefd heeft en waarvan zij de volheid hebben verteerd, staat voor de Kerk en voor alle dingen van de Kerk; want degenen die vanuit het niet bevestigende of vanuit het negatieve over het ware redeneren, vernietigen alle dingen van het geloof; de basiliskslangen staan voor de redeneringen, zoals eerder vermeld.

Bij Ezechiël:

‘Dan en Javan, de aankomende, gaven op uw markten glad ijzer, kassie en kalmoes was in uw koophandel’, (Ezechiël 27:19) waar over Tyrus wordt gehandeld, waarmee de erkentenissen van het ware en goede worden aangeduid, nr. 1201; Dan staat voor de eerste ware dingen die bevestigd moet worden, de markten en de koophandels voor de verwervingen van het ware en goede, nr. 2967; glad ijzer voor het natuurlijk ware, dat het eerste is, nrs. 425, 426; kassie en kalmoes voor hetzelfde, maar vanuit dat wat het goede is.

Bij Amos:

‘Te dien dage zullen de schone maagden en de jongelingen van dorst versmachten; die daar zweren bij de schuld van Samaria en zeiden: Uw God leeft, Dan, en de weg van Beerscheba leeft, staat daarvoor dat zij in het ontkennende zijn van alle dingen die van het geloof zijn en van de leer ervan; dat de weg het ware is, nrs. 627, 2333, Beerscheba de leer, nrs. 2723, 2858, 2859, 3466;

dat het het ontkennende is van alle dingen die van het geloof zijn, komt omdat Dan de laatste grens van het land Kanaän was en Beerscheba de eerste, of het midden of binnenste van het land, want door het land Kanaän werd het rijk van de Heer en dus de Kerk uitgebeeld en aangeduid, nrs. 1607, 3038, 3481 en dus alle dingen van de liefde en van het geloof, want deze zijn van het rijk van de Heer en van de Kerk; vandaar waren alle dingen die in het land Kanaän waren, uitbeeldend overeenkomstig de afstanden, de liggingen en de grenzen, nrs. 1585, 1866, 3686;

de eerste grens of het midden of binnenste van het land, was Beerscheba geweest voordat Jeruzalem het was, omdat Abraham daar was en verder Izaäk, maar de laatste grens of het buitenste was Dan; wanneer vandaar alle dingen in één samenvatting moesten worden aangeduid, werd gezegd ‘van Dan tot Beerscheba toe’, zoals in het tweede Boek van Samuël:

‘Om over te brengen het koninkrijk van het huis van Saul en om op te richten de stoel van David over Israël en over Jehudah, van Dan tot Beerscheba toe’, (2 Samuël 3:10).

Bij dezelfde:

‘Vergaderende werd gans Israël vergaderd van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 17:11).

Bij dezelfde:

‘David zei tot Joab: Trek om door alle stammen van Israël van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 24:2, 15). In het eerste Boek der Koningen:

‘Jehudah en Israël woonden in zekerheid, eenieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom van Dan tot Beerscheba’, (1 Koningen 4:25), waaronder in de historische zin alle dingen van het land Kanaän worden verstaan, maar in de innerlijke zin alle dingen van het rijk van de Heer en verder alle dingen van de Kerk; dat Dan de eerste grens is en ook de laatste, als eerder gezegd, komt omdat het bevestigende van het ware en het goede het allereerste is wanneer het geloof en de naastenliefde bij de mens een aanvang neemt en het laatste wanneer de mens in de naastenliefde en daaruit in het geloof is. Vandaar was het ook dat het laatste lot Dan ten deel viel toen het land Kanaän werd geërfd’, (Jozua 19:40 e.v.); want het lot werd geworpen voor Jehovah, (Jozua 18:6);

vandaar viel het uit overeenkomstig de uitbeelding van elke stam; en omdat het lot voor Dan niet viel onder de erfenissen van de overige stammen, maar buiten hun grenzen, (Richteren 18:1) werd die stam ook overgeslagen bij Johannes in de (Openbaring 7:5-8), waar gehandeld wordt over de twaalfduizend verzegelden; want degenen die in het bevestigende, van het alleen-ware en ook van het goede zijn en ook niet verder gaan, zijn niet in het rijk van de Heer, dat wil zeggen, onder de verzegelden; de ware en de goede dingen weten en die ook beamen, kunnen ook de slechtsten, maar het wordt vanuit het leven onderkend hoedanig de bevestiging is. Dan wordt ook vermeld als grens in (Genesis 14:14) waar van Abraham wordt gezegd dat hij de vijanden tot daarheen najoeg en door Dan wordt daar iets eender aangeduid; de stad die Dan werd genoemd, was weliswaar toen niet gebouwd door de nakomelingen van Dan, maar daarna, (Jozua 19:47; Richteren 18:29), maar zo werd ook toentertijd de eerste grens genoemd met betrekking tot de ingang in het land Kanaän, of de laatste met betrekking tot de uitgang en het binnenste van het land Hebron en daarna Beerscheba, waar Abraham en Izaäk waren.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#2967

この節の研究

  
/ 10837に移動  
  

2967. Dat de woorden ‘onder de koopman gangbaar’ betekenen, naar verhouding van hun staat, kan blijken uit de betekenis van koopman en vandaar ‘onder de koopman gangbaar’. In het Woord betekent een koopman degenen die erkentenissen van het goede en ware hebben en de koopwaar die erkentenissen zelf.. Vandaar betekent ‘het zilver, onder de koopman gangbaar’ het ware voor zoveel het opgenomen kan worden, of wat hetzelfde is, naar verhouding van de staat en het vermogen van eenieder. Dat deze toevoeging iets verborgens inhoudt, kan eenieder zien. Over de betekenis van de koopman en van de koopwaar hierna; wat echter de zaak zelf betreft, daarmee is het als volgt gesteld: allen die hervormd en wederverwekt worden, worden door de Heer met naastenliefde en geloof begiftigd, maar eenieder overeenkomstig zijn vermogen en zijn staat; want er zijn boosheden en valsheden, waarmee de mens zich van kinds af aan heeft vervuld, die beletten dat de ene mens dezelfde soort gave kan ontvangen als een ander mens. Deze boosheden en valsheden moeten eerst verwoest worden, voordat de mens kan worden wederverwekt; voor zoveel er na de verwoesting van hemels en geestelijk leven over is, kan dit met het ware verlicht en met het goede verrijkt worden. Het zijn de overblijfselen die de goedheden en waarheden zijn en die door de Heer bij de mens zijn weggeborgen, die dan het leven ontvangen. De goedheden en waarheden worden verworven vanaf de vroegste kindsheid tot de tijd van de hervorming toe, bij de een meer, bij de ander minder. Deze worden in zijn innerlijke mens bewaard en kunnen ook niet naar buiten worden gebracht vooraleer zijn uiterlijke mens tot overeenstemming is gebracht, wat voornamelijk door verzoekingen plaatsvindt en door verschillende soorten van verwoesting; want voordat de lichamelijke dingen rusten, die daaraan tegenovergesteld zijn, zoals de dingen die van de eigen- en wereldliefde zijn, kunnen de hemelse en geestelijke dingen, die tot de aandoening van het goede en ware behoren, niet invloeien; dit is de oorzaak waarom eenieder hervormd wordt naar verhouding van zijn staat en vermogen; dit leert de Heer ook in de gelijkenis van ‘de mens die buitenlands reizende, zijn eigen dienstknechten riep en hun zijn goederen overgaf. En de een gaf hij vijf talenten, de ander twee en de derde een, eenieder naar zijn eigen vermogen. Die nu de vijf talenten ontvangen had, handelde daarmee en won nog vijf talenten.Eveneens die de twee ontvangen had, die won er ook nog twee bij’, (Mattheüs 25:14-17 e.v.). Verder ook over ‘de tien dienstknechten aan wie hij tien ponden gaf, opdat zij daarmee zouden handelen’, (Lukas 19:12, 13 e.v.). Dat de koopman degenen betekent die erkentenissen van het goede en ware en de koopwaar deze erkentenissen zelf, blijkt uit de aangehaalde plaatsen bij Mattheüs en Lukas; verder ook uit de volgende plaats bij Ezechiël:

‘Zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee, de handelaarster van de volken tot vele eilanden: Tharschisch was uw koopvrouw vanwege de menigte van velerlei goed; in zilver, in ijzer, in tin en lood voorzagen zij uw markten. Javan, Tubal en Mesech, dezen waren uw kooplieden, in de ziel des mensen en koperen vaten gaven zij tot uw handel. De zonen van Dedan waren uw kooplieden; vele eilanden waren de koophandel van uw hand. Syrië was uw koopvrouw in de menigte van uw werken. Jehudah en het land Israëls, die waren uw kooplieden, in tarwe, Minnith en pannag en honing en olie en balsem, voorzagen zij uw handel. Damaskus was uw koopvrouw in de veelheid van uw werken, vanwege de veelheid van allerlei goed, in wijn van Hesbon en wol van Sachar. Ook Dan en Javan, de omreizer, leverden op uw markten. Dedan was uw koopvrouw in gewaden der vrijheid tot de wagen. De Arabier en alle vorsten van Kedar, zij waren de kooplieden van uw hand, in lammeren, in rammen en bokken, hierin waren zij uw kooplieden. De handelaren van Scheba en Raëmah waren uw handelaren in het voornaamste van elke specerij. Haran en Kanneh en Eden, de handelaren van Scheba; Aschur; Kilmad, uw handelaarster. Die waren uw handelaren in volkomenheden’, (Ezechiël 27:3, 12, 13, 15-23). Dit is gezegd van Tyrus en dat door Tyrus de erkentenissen van het goede en ware worden aangeduid, zie nr. 1201 en het blijkt duidelijk uit elke bijzonderheid. De koophandel en goederen en ook de koopwaren die hier worden vermeld, zijn ook niet anders; daarom wordt Tyrus genoemd die daar woont aan de ingangen van de zee; dat de wateren de erkentenissen zijn en deze de verzameling daarvan, zie men in nr. 28;

en zij wordt genoemd ‘de handelaarster van de volken in vele eilanden’ dat wil zeggen, tot aan degenen toe, die verder verwijderd in de eredienst zijn; dat de eilanden verder verwijderde erediensten zijn, zie men in nr. 1158; wat Tharschisch is in nr. 1156. Het zilver, ijzer, tin en lood die daaruit voorkomen, zijn de waarheden in volgorde ervan, tot de laatste toe, die zinnelijke zijn; wat zilver is, zie nrs. 1551, 2048; wat ijzer, in nrs. 425, 425; wat Javan, Thubal en Mesech, in nrs. 1151-1153, 1155.

De ziel van de mens en de koperen vaten daarvan, zijn de dingen die tot het natuurlijke leven behoren; dat de ziel alle leven is, dat van de Heer komt, zie de nrs. 1000, 1040, 1436, 1742;

dat de koperen vaten de natuurlijke goedheden zijn, die dit leven opnemen, nrs. 425, 1551; wat Dedan is, nr. 1172; wat Syrië nrs. 1232, 1234.

Dat Jehudah en het land Israëls kooplieden zijn in tarwe, Minnith en pannag, honing, olie, balsem, betekent de hemelse en geestelijke dingen uit het Woord. De overige natiën en de koopwaren ervan, die vermeld worden, zijn geslachten en soorten van het ware en goede, dus de erkentenissen die bij hen zijn en die worden aangeduid door Tyrus. Dat het erkentenissen zijn, waaruit wijsheid en inzicht voortkomen, blijkt duidelijk bij dezelfde profeet, waar het volgende wordt gezegd:

‘Zoon des mensen, zeg tot de vorst van Tyrus: Door uw wijsheid en door uw inzicht, hebt gij rijkdommen voor u verkregen, en gij hebt goud en zilver verkregen in uw schatten; door de veelheid uwer wijsheid, door uw koophandel, hebt gij uw rijkdommen vermenigvuldigd en uw hart is verheven vanwege uw rijkdommen; daarom, zie, Ik zal vreemden over u brengen, de geweldenaren der natiën’, (Ezechiël 2, 4, 5-7) waar duidelijk blijkt, dat de waren waarmee zij handelden, erkentenissen van het goede en ware zijn, want van daar en nergens anders vandaan komen wijsheid en inzicht, waarom er gezegd wordt ‘door uw wijsheid en door uw inzicht hebt gij rijkdommen voor u verkregen en gij hebt goud en zilver verkregen in uw schatten’. Maar wanneer de erkentenissen ten eigen behoeve zijn om uit te blinken en, òf roem òf rijkdommen te oogsten, hebben zij geen leven en worden zij er geheel en al van beroofd, in het leven van het lichaam door valsheden te omhelzen in plaats van waarheden en boosheden in plaats van goedheden, en in het andere leven worden zij er geheel en al van beroofd, zelfs van die, welke waarheden zijn. Daardoor komt het dat er gezegd wordt ‘omdat uw hart verheven is vanwege uw rijkdommen, daarom zie, Ik zal vreemden over u brengen – dat wil zeggen valsheden – en de geweldenaren der natiën – dat wil zeggen boosheden. En elders bij dezelfde:

‘Tyrus is als de uitgeroeide uit het midden der zee; als uw marktwaren uit de zeeën voortkwamen, hebt gij vele volken verzadigd; met de veelheid van uw rijkdommen en van uw koophandel hebt gij de koningen der aarde rijk gemaakt; reeds zijt gij uit de zeeën verbroken, in de diepte der wateren; uw koophandel en uw ganse vergadering in het midden van u, zijn gevallen; de kooplieden onder de volken knarsetanden tegen u’, (Ezechiël 27:32, 34, 36). En bij Jesaja: ’De profetie aangaande Tyrus: De inwoners des eilands zwijgen; de koopman van Zidon, over zee varende, zij hebben u vervuld; en in de wateren van Schichor, de oogst der rivier, was haar inkomst; en gij waart de markt der heidenen; wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die zichzelf kroont, welker kooplieden vorsten zijn’, (Jesaja 23:2, 3, 8);

waar gehandeld wordt over de verwoesting van Tyrus. Koophandel en koopwaren worden eveneens in verband gebracht met Babylon en dit zijn de erkentenissen van het geschonden goede en de erkentenissen van het vervalste ware; bij Johannes:

‘Babylon heeft alle natiën doen drinken uit de wijn des toorns harer hoererij, en de koningen der aarde hebben met haar gehoereerd; en de kooplieden der aarde zijn rijk geworden uit de vermogens van haar verrukkelijkheden. De kooplieden der aarde zullen wenen en rouwklagen over haar, omdat niemand hun waren meer koopt; waren van goud en van zilver en van kostelijke stenen en van paarlen en van fijn linnen en van purper en van zijde en van scharlaken, enzovoort. De kooplieden van deze dingen, die rijk geworden waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar pijniging, wenende en rouwklagende’, (Openbaring 18:3, 11, 12, 15). Dat Babylon de eredienst is, waarvan de uiterlijke dingen heilig schijnen, terwijl de innerlijke profaan zijn, zie de nrs. 1182, 1283, 1295, 1304, 1306, 1326; daaruit blijkt duidelijk, wat de koophandel en de koopwaren ervan zijn. Dat een koopman iemand is die zich erkentenissen van het goede en ware verwerft en vandaar wijsheid en inzicht, blijkt ook uit de woorden van de Heer bij Mattheüs:

‘Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, een koopman, die schone paarlen zoekt, dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had en kocht dezelve’, (Mattheüs 13:45, 46);

de schone parel is de naastenliefde of het goede van het geloof. Dat alle erkentenissen van het goede en ware van de Heer zijn, blijkt bij Jesaja:

‘Alzo zei Jehovah: De arbeid van Egypte en de koopwaar van Kusch en der Sabeeërs, der mannen van afmeting, zullen tot u overkomen en zij zullen de uwe zijn; zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen tot u bidden; gewisselijk, God is in u en er is anders geen God meer’, (Jesaja 45:14) waar gehandeld wordt over het Goddelijk Menselijke van de Heer. Hieruit kan nu blijken, wat handelen of kopen en verkopen is, namelijk zich erkentenissen van het goede en ware verschaffen en daardoor het goede zelf; dat dit van de Heer alleen is, blijkt bij dezelfde profeet:

‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en hij die geen zilver heeft, komt, koopt en eet; en komt, koopt zonder zilver en zonder prijs, wijn en melk’, (Jesaja 55:1, 2) waar kopen staat voor zich verwerven; wijn voor het geestelijk ware, nrs. 1071, 1798; melk voor het geestelijk goede, nr. 2184. Eenieder kan zien, dat komen tot de wateren niet is komen tot wateren, dat kopen niet is kopen, dat zilver niet is zilver, noch dat wijn en melk zijn wijn en melk, maar dat het datgene is, waarvan gezegd wordt, dat het in de innerlijke zin daarmee overeenstemt; want het Woord is Goddelijk en met de uitdrukkingen daarvan, elk afzonderlijk, die van de natuurlijke wereld en van de zinnelijke dingen van de mens genomen zijn, stemmen Goddelijk geestelijke en hemelse dingen overeen; op deze en op geen andere wijze is het Woord Goddelijk ingegeven.

  
/ 10837に移動  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl