聖書

 

James 4

勉強

   

1 Van waar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, die in uw leden strijd voeren?

2 Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt.

3 Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt.

4 Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.

5 Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?

6 Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade.

7 Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden.

8 Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!

9 Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en uw blijdschap in bedroefdheid.

10 Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.

11 Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.

12 Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?

13 Welaan nu gij, die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven, en winst doen.

14 Gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal, want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt, en daarna verdwijnt.

15 In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.

16 Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos.

17 Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde.

   

スウェーデンボルグの著作から

 

Hemel en Hel#318

この節の研究

  
/ 603に移動  
  

318. Het is een algemeen gevoelen dat zij die buiten de kerk geboren zijn, en die heidenen of niet-Christenen genoemd worden, niet zalig kunnen worden omdat zij het Woord niet bezitten, en zodoende de Heer niet kennen zonder Wie geen verlossing is. Maar hieruit alleen al zou men kunnen weten dat zij ook zalig kunnen worden, doordat de genade van de Heer algemeen is, dat wil zeggen, zich tot iedereen uitstrekt; dat zij evenzeer als mens geboren zijn als zij die in de kerk zijn wier aantal betrekkelijk klein is,en omdat het hun schuld niet is dat zij de Heer niet kennen. Iedereen die met enig verlicht verstand denkt, kan inzien dat geen enkel mens voor de hel geboren is, want de Heer is de liefde zelf, en Zijn liefde bestaat in de wil om allen te redden. Daarom heeft Hij gezorgd dat alle mensen godsdienst zullen hebben en daardoor een Goddelijk wezen zouden erkennen en een innerlijk leven bezitten; want leven naar een godsdienstig beginsel is innerlijk leven, omdat dan een Goddelijk Wezen wordt erkend, en voor zover hij dit erkent, voor zover acht de mens de wereld niet, maar verwijdert hij zich daarvan en dus van het leven van de wereld, dat het uitwendige leven is.

  
/ 603に移動  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.