2599. Er was ook een ander onder de heidenen, die in het goede van de naastenliefde had geleefd. Toen hij christelijke geesten hoorde redekavelen over de dingen die men geloven moet – geesten redeneren onder elkaar veel uitvoeriger en scherpzinniger dan mensen, vooral over de goedheden en waarheden, daar deze tot het andere leven behoren – verwonderde hij zich, dat zij zo redetwistten; hij zei dat hij deze dingen niet wilde horen, want zij redeneerden uit begoochelingen en hij gaf hun de volgende onderwijzing:
‘Als ik goed ben, kan ik uit het goede zelf de dingen weten die waar zijn en die, welke ik niet weet, kan ik ontvangen’.